hij zint op het stichten van een kloosterorde met socialen werkkring. Zijn zielsangst maakt zijn lichaam ziek. Na genezing laat hij zijn stichtersplannen varen en gaat nederig werken op 't kantoor van zijn vader. Hij helpt zijn vriend Wiig, die doodelijk mishandeld werd omdat hij 't socialistische volk zijn goddeloosheid verweten heeft; de dominee en zijn zuster worden katholiek. Ronge huwt met Else Wiig en viert zijn huwelijk door het stichten van een modelfabriek, waarneven een klooster komt: ‘Onze Lieve Vrouw van Denemarken’, de oorspronkelijke titel van 't boek. Tot dusverre 't verhaal. 't Betoog nu is overal door 't verhaal geweven en overschaduwt dit weleens. Immers de beschouwingen van godsdienstigen en maatschappelijken aard spruiten niet als van zelf uit de feiten voort; deze zijn veeleer aanknoopingspunten voor de denktochten van Herman Ronge door het gebied van de hoogste levensvragen.
't Boek geeft in eendruk van vrede en geluk, na veel strijd gevonden in de veilige haven van de Moederkerk: hierin ligt wellicht zijn bijzonder nut voor ons, immers 't is een boek met nut er in, geen louter ‘kunst om de kunst’ werk dat het ons blijer maakt om 't behouden geloof, en sterker tegen den hier zoo zwak gebleken vijand.
Hierom en ook om het vlotte Nederlandsch van den ijverigen vertaler en het puike werk van den uitgever moge ook dit werk van Jörgensen zijn weg vinden tot bij vele ‘leer-en leesgrage verstandige lieden’.
O.V.R.
LAATSTMAAL deden wij een uitstapje in de Kempen.
't Had vroeger ook nog onze aandacht geslagen, doch nu hebben wij het voornamelijk opgemerkt:
De hoeventrant in de Kempen is Saksensch.
De Saksensche hoeve, zooals men ze best zien kan in de omstreken van Hamburg, heeft maar een dak, dat woning, stalling en schuur bedekt en beschut.
Al den zijgevel treedt men binnen en men komt op den breeden schuurvloer. Langs beide kanten van den dorschvloer, zijn de stallen en boven de stallen schuilen de oogst en het hooi. Van daar treedt men in de woning.
Nevens dat eigenaardig en kenschetsend boerenhuis ontwaart men altijd den waterput, met den langen, hoogverheven pompduwer, om het water te putten. In West-Vlaanderen kennen wij maar een, langs den steenweg van Oostduinkerke naar Nieupoort.
De Kempische hoeve vereenigt ook de schuur, den stal en het woonhuis onder een dak en zweemt ongetwijfeld naar den Saksenschen bouwtrant. In oude boerenhuizen, met laag strooien dak, steekt de deur ook nog soms in den zijgevel van de schuur. Nevens de hoeven ziet men overal den Saksenschen pompeduwer.
Voortgaande op die oude, overleveringstrouwe inrichting van het Kempisch boerenhuis, zeggen wij: