namen eenen plantnaam ontwaart, maar hij is niet in het ongelijk als hij ing met den zin van ling volstrekt verwerpt? Er zijn immers woorden als Merowingen, Karlingen, Wikings, Vlamingen, enz. die wel den zin van ing = ling schijnen te hebben, onverschillig hoe ing ontstaan zij.
Daarenboven hoe kan men rene (wisse), plaats en bosch in één woord vereenigen? Wisseplaats, zeer wel; wissebosch ook wel, (men heeft wel Biesbosch) maar wisseplaatsbosch, dat is te verwrongen. Wij zullen dus alvorens ons oordeel te vellen, verderen uitleg afwachten.
Heer Raym. Veralleman schrijft mij: uwe afleiding is juist maar niet volledig. Reningels in plaats van Reningelst is spreektaal even als Van Beers in plaats van Van Beerst. De t in Reningelst is geen paragogische t, 't is een suffix. Het is eene verdoffing van etum synoniem van arium. (Zie daarover meer in Biekorf, 1910, bl. 225, vv.). Arium en etum beteekenen oorspronkelijk een groeiplaats van gewassen, hof, gaard. Naderhand bij uitbreiding van beteekenis, hof, heerlijkheid, voornaam verblijf.
Eens dat suffix in 't vlaamsch overgenomen zooals in els-t, esp-t, Beers-t... heeft men het toegepast aan heerlijkheden, zooals men in veel familienamen kan bespeuren, Vanderdonk-t... Verbies-t..., enz.
Reninga is een sibbenaam en doelt op eigendom. Privaat eigendom heeft zich maar ontwikkeld in de vroegere middeleeuwen, dus zijn bergen, dalen, bosschen, rivieren, stroomen, meeren, enz. nooit voorafgegaan van sibbenamen, tenzij zij later in handen kwamen van een privaat persoon.
Het gansche woord Reningelst is dus de verkorting van Reningels-et(um) en beteekent: de heerlijke woonst der Reninga, omringd van elshagen.
De uitleg van den Heer Veralleman is taalkundig en geschiedkundig op zeer vasten grond gesteund. Het begin van Reninghelst is zeker voor de jaren duist te zoeken, daar het blijkens de tamelijk geruime kerk in romaanschen bouwtrant, reeds eene niet geringe uitbreiding genomen