Mengelmaren
BIJ Justus Perthes te Gotha verschijnt het Geographisches Jahrbuch.
In Band XXXIV, 1911, staat er eene bijdrage van J.W. Nagl van Weenen over die Fortschritte der Geographischen Namenkunde, 1907-1909.
Daarin lezen wij op bl. 27:
‘Adzo erörtert Plaatsnamen für ein weiteres Publikum und zeigt, dass auch unter den handelsfrohen Niederfranken die Aufmerksamkeit der heimischen Scholle und den heimischen Namen zich zuzuwenden beginnt.’
J. Cl.
DE jongens van Caster geven aan de Ste Pietersbloem den naam van horlogie.
't Is de Agrostemma Githago, in 't vl. Bolderik en Roggebloem genoemd en in 't fr. Nielle des blés.
Wij hebben hier voor ons liggen: François Crépin. Manuel de la Flore de Belgique. 5e édition. Bruxelles, 1884.
Zoudt ge gelooven dat de Bolderik in die uitgaaf vergeten is?
J. Cl.
TE Loo, in de stad, ligt er een waterput, niet een grasplein rondom. Dat heet de Vate. Men meldt ons dat er ook een Vate gelegen is in de nabijheid van Schoorbacke. Hoe dat woord uitgeleid.
Daar is nog zooveel op te zanten en uit te leggen in West-Vlaanderen.
Maar de ijver is verflauwd.
Waarom?
Een vriend deed ons daarover bescheid.... in 't fransch:
- Nous vivons à une époque de déclamation!....
J. Cl.
DE wederlandsche Zitdag van oortijdsche menschenkunde en oortijdsche oudheidkunde begint te Geneven, den 9 September 1912.
Ter sprake komen o.a.: de tijdrekening van het vierde aardkorstelijk tijdvak, de oude menscheligeslachten van Europa, de bepaling en de verdeeling van het jongsteentijdsch vaatwerk, het einde der Zwitzersche paaldorpen, enz.
J. Cl.