Biekorf. Jaargang 23
(1912)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZwaluwenGa naar voetnoot(1)I.
ZWERVEND zweeft zij in haar vluchte,
Drijvend schuift zij door de luchten,
In het blauw, met open vlerken
Of schiet raaklings langs de kerke.
Krinklend kringt zij boven berken,
Beuken, huizen - menschenwerken -
Boven 't aardsche vol gezuchte
In een hemel van genuchten.
Hooger opwaarts stijgt ze stille
Ruischloos draagt zij haren wille
Naar eenzame vrede en luste....
Hangend aan de wolkenzille;
Van omleege, schouwt ze 't lille
Wroeten, 't pijnen en d'onruste.....
| |
[pagina 205]
| |
II.Langs den grond stil-vlugge vliegen,
Omme snakken, krinklend wiegen,
'k Zie haar beksken opentrekken
Om een vliegske rap te stekken.
't Lijkt zóo wel een wit-zwart blokske
Zachte deinend als een vlokske
Of het schiet en daalt zoo zeere
't Zelfde, stadig op en neere.
Met een immer openrekken
Van haar lange vleugelvlekken,
Raaklings nu ze 't water scheert.
't Lijfje in 't nat koel-zoelig zetten
Met een schielijk openspletten
Van haar scherpen sprietelsteert!
|
|