Zulke ongerijmdheden worden hedendaags door niemand meer aanveerd, noch verdedigd.
***
In onzen tijd rekenen vele geleerden als volgt:
Ménès van den eersten koningstam van Egypten zou omstreeks 4750 jaar vóór Christus geleefd hebben.
Deze tijden werden voorafgegaan door het tijdvak van Negadah, dat in Egypten tot den jongen steentijd behoorde en dat omtrent 7000 jaar zou geduurd hebben.
Voor het tijdvak van Negadah, dat zijnen naam ontleent aan een jongsteentijdsch grafveld van Egypten, bestond in de vallei van den Nijl, de oude steentijd, die daar en in Europa, een onbekend getal van duizende jaren zou geduurd hebben.
Het begin van den ouden steentijd is nochtans niet al te ver van ons verwijderd, aangezien men nu algemeen met priester Obermaier het tijdvak van het vloedpeerd, ook het tijdvak van Chelles genoemd, plaatst voor de laatste ijsbeweging van het vierde aardkorstelijk tijdvak.
***
Men kan nog eene derde meening doen gelden.
Wij hechten geen geloof aan den langen duur van den ouden en van den jongen steentijd.
Zie hier op welke vermoedens wij onze meening vestigen:
Hoe kan men weten dat de Egyptische steentijd 7000 jaar geduurd heeft? Dat is eene loutere veronderstelling. Het is ook eene veronderstelling te zeggen: zoo eene verbetering van steenen of boenen werktuigen heeft duizende jaren van doen om te ontwikkelen. Wat weet men daaraf, als men het niet gezien heeft? In den loop van duizend jaar kan veel op de wereld veranderen.
Onze meening steunt ook nog op eene vaste en zekere getuigenis.
De mammouth leefde nog in het tijdvak van het rendier. In de lagen der tijdstippen van Aurignac, van Solutré en en van de Madeleine vindt men tanden en beenderen van