Biekorf. Jaargang 23
(1912)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd(Derde bedrijf. - Zevende tooneel).
HOE is in duister lood het zuiver goud verkeerd?
Wie zie ik daar vermoord in 't heiligdom onteerd?
O ween, Jerusalem, ween trouwelooze stede,
Die laf profeten moordt, die kinderen van vrede.
O ween, Jerusalem; God trok van u zijn hand,
Zijn liefde weg; Hij haat den wierook dien g' Hem brandt...
Waar zie 'k u droef met al die vrouwen, kindren treden!
God heeft van de aard gevaagd de koningin der steden!
Haar priesters zijn geboeid, haar koningen onttroond,
Haar luister is vergaan, haar heerschappij ontkroond!
God wil niet meer dat zij, die zijne wet vertreden,
Nog, trouweloos en valsch, Hem biên hun offerbeden.
O Tempel, val ten gronde; o ceders, vlamt en blaakt!
Jerusalem, o stad, die al mijn droefheid maakt,
Hoe zaagt ge op éénen dag al uwe glorie tanen!
Wie geeft mijn oogen, ach! wie geeft hun eeuwge tranen?
Wie geeft me klachten nooit geslaakt?
.......................
Wat nieuw Jerusalem verrijst
Uit 't diepste der woestijn, zoo schitterend omlijst
Met gouden licht? 'k Zie onverdoofbre glansen
Haar stralend voorhoofd vorstelijk omkransen!
O volkren, juicht! o zing, gij aarde!
Jerusalem herrijst met nieuwen roem en waarde,
Veel schittrender, veel schooner nog dan ooit
| |
[pagina 189]
| |
Met zonneluister opgetooid!
Zie hoe uit elk gewest ontelbaarheden
Vau kinderen, uit vreemden schoot geboren,
Hun nieuwe moeder nader treden!
Jerusalem, verhef weer 't hoofd in edel gloren!
Aanschouw die vorsten al, dien rijken, grootschen stoet
Gebukt voor u in 't zand en kussende uwen voet!
Aanschouw die volkren al die juichend tot u stijgen
En voor uw stralend licht hun hoofden biddend nijgen!...
Gelukkig in wiens hert het heilig liefdevuur
Voor Sion dan ontvlamt in eeuwgen liefdeduur!
O Heemlen, dauwt uw zegen neder!
O aarde, baart uw Heiland teeder!
|
|