Daarna kent men het derde aardkorstelijk tijdvak: daarin treft men zandlagen aan van verschillenden aard.
Het vierde aardkorstelijk tijdvak heet in 't fransch l'époque quaternaire. Hier heeft men meest lagen van leem en steenovenaarde.
Elke laag van de aardkorst bevat kenschetsende fossielen of versteende dieren en gewassen.
Europa wierd meer dan eens met ijsvelden overdekt, voortkomend van de Alpen of van het Noorden. Dat ijs vervoerde rotsbonken, drijfsteenen genoemd. Alzoo vonden wij in den kouter te Caster, in de leemlagen van het vierde aardkorstelijk tijdvak, eenen drijfsteen, waarin men nog de strepen kan gadeslaan door de ijslagen erin gebeten.
Men kent vier Alpische ijsbewegingen begonnen in het derde en een einde nemend in het vierde aardkorstelijk tijdvak.
***
De tegenwoordigheid van den mensch is in Europa waarneembaar in het vierde aardkorstelijk tijdvak.
De eerste menschen, die in het vierde aardkorstelijk tijdvak geleefd hebben, worden oudsteentijdsche menschen genoemd.
De oude steentijd wordt in drie tijdvakken verdeeld.
Men kent het tijdvak van het vloedpeerd (Hippopotamus major). Het wordt ook het tijdvak van Chelles genoemd.
De mensch bezigde als wapen en werktuig eene soort van keisteenen vuistklomp. Dit was een warm tijdvak en het heeft de laatste ijsbeweging voorafgegaan.
Daarop volgt het tweede tijdvak van den reusolifant, (Elephas primigenius), ook tijdvak van Moustier genoemd. Alsdan bestond de laatste ijsbeweging en de menschen woonden in spelonken, ook in Belgenland, namelijk op de boorden der Mehaigue. De menschen bezigden alsdan wapens en werktuigen in keisteen, bestaande in een halfrond schreepmes en eene driehoekige spits. Dat getuig wierd maar langs eenen kant gekapt.
Het derde tijdvak heet het tijdvak van het rendier.