Biekorf. Jaargang 23
(1912)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
Kerk-kunstSint-Michielskerk te Kortrijk.Sint Michiels of de Jesuitenkerk (1607-1611) is het werk van den Kortrijkschen meester Jan Persyn († 1616) die benevens talrijke andere gebouwen ook de abdijkerk van het voormalige Groeninge ontwierp. Te Kortrijk zooals op dit tijdstip te Gent, te Doornijk (twee kerken 1601 en 1600), te Valencijn (1601), te Bergen en te Luxemburg, bouwden de Jesuiten in volle Renaissance-tijd, zuiver gothische kerken. Wel treft men bier mindere versieringdeeltjes volgens den smaak der toen heerschende kunst, maar toch biijft het bouwsysteem, de constructie, toen heerschende kunst, maar toch biijft het bouwsysteem, de constructie, geregeld door zuiver middeleeuwsche princiepen. De Kortrijksche Jesuitenkerk kreeg in 1720 een kleedje naar den smaak des tijds, en dit is alles zeggen. Wij hebben nog voor handen een fotografie van het inwendige der kerk in haar plomp néo-klassiek voorkomen. Niemand zal het betreuren dat van af 1883 eene nieuwe, ditmaal gezond-opgevatte herstelling aan het eerbiedwaardige kerkgebouw zijn oorspronkelijken luister terugschonk. In 1886 leverde baron Bethune de cartons voor de hergeopende vensters van het apsis; in 1889-90 kwam eene volledige herstelling van het gebouw onder leiding van Van Ruymbeke en Bethune. Het prachtige mobilier meestal door Bethune ontworpen mag als toonbeeld van ware liturgische kunst aangehaald worden. De kerk is driebeukig zonder dwarsschip, het middenschip is merkelijk hooger en breeder dan de nevenbeuken. Volgens het oorspronkelijk planGa naar voetnoot(1) zou het middenschip aan beide zijden verlicht worden door eene reeks hooge ramen, de zijbeuken kregen een dak met dubbele helling. Onder het bouwen werd dit plan gewijzigd: de nevenbeuken kregen eene schuinliggende bedekking die met de bovenzijde aan den uitersten boord van het middendak kwam aanleunen, zoodat de reeds opgemaakte vensteropeningen van het middenschip uitgaven op de zoldering boven de zijbeuken. Aldus werd de verlichting merkelijk verminderd, toch zal ze wel voldoende geweest zijn. Wel waren de ramen ingezet met brand venstersGa naar voetnoot(2), maar het zeventiend-eeuwsch glas was doorgaans licht van toon met talrijke hel-witte ruimten. De nuttelooze vensternissen in den middenbeuk werden wat gewijzigd: in het ledige vak werd aan de bovenzijde een lageren accoladeboog aangebracht en de ruimte tusschen de twee bogen volgezet; aan de benedenzijde plaatste men eene balustrade. Zoo werd de zoldering boven de zijbeuken een soort gaanderij met zicht in de kerk door die gewijzigde vensterramen. In de laatste herstelling werd die schikking behouden, en dat mocht. Echter werden overal brandvensters ingezet, o.m. volgens Bethune's teekening in het koor en in den voorgevel. Die vensters zijn goed: hunne voorgangers uit de 17de eeuw waren ongetwijfeld in renaissance- | |
[pagina 96]
| |
stijl, de nieuwe, b.v. in het koor zijn zelfs niet ten volle vijftiendeeuwsch. Meester Bethune in zijn vensterontwerpen blijft meestal dertien- of hoogst veertiendeeuwsch bezonder in het kleur; zijne laat-gothische vensters (b.v. Sacra-kapel in de hoofdkerk te Brugge) verschillen merkelijk van wat ons uit 1400-1500 is overgebleven. Dit mag hem niet ten laste gelegd worden: hij was niet slechts oudheidskundige, hij wilde eene verder-opgaande kunstontwikkeling volgens de grondbeginselen van een uitlevende en vervallende kunstbeschaving. Zijne laat-gothische vensters hebben nog de rijk-wemelende toonkleur der 13de eeuw, daartegen missen ze de helheid van het sober-getint glas uit de 15de en 16de eeuwen; voor de teekening winnen ze het in het monumentale, ze missen het decadente en toch schoone karakter der vijftiendeeuwers met de breed-uitgesmeten drapeering, de grillige damasseering van rijke brocarts, de weeldrige haarbossen, en nog meer andere détails die we bij Ladon terugvinden. Bethune's vensters hadden St Michiels in een heerlijk schemerlicht gesteld, in een mysterieusen dag waar het licht uit het hooge, witgetoonde gevelvenster op het altaar nederviel. Maar hoe lief dit alles ook nog was, toch mag de praktische kant niet over 't hoofd gezien. Eene kerk is niet slechts een praalgebouw, ze moet ook nog doelmatig ingericht worden. Daarom was het eene goede gedachte de vensteropeningen in den middenbeuk weerom voor de verlichting te benuttigen. Hierin echter is men zoo ónesthetisch te werk gegaan dat de aanblik van de kerk totaal bedorven werd. Men vergenoegde zich in de zijdaken groote vensters open te maken waardoor het daglicht op de zoldering binnenkomt, en dan in de hooge gaanderij nissen glas in te zetten dat, is het niet werkelijk vitrophanie. dan toch een allerbest geslaagde nabootsing van dit ultra-moderne en zeer onesthetische nijverheidsprodukt. Voeg daarbij dat die oude vensternisson door de balustrade en den accoladeboog bijna vierkantig geworden zijn, en zoo kunt ge u wellicht eene voorstelling maken der verbetering (?) We zouden dit nu vandalenwerk willen heeten, maar we meenen dat het hier slechts eene voorloopige schikking geldt. Dat de kerk beter verlicht worde, is allerbest, maar dat men hierin redelijk te werk ga, dan zal men tot het oorspronkelijke plan terugkeeren dat bij het ophouwen gewijzigd werd; de nevenbeuken een dak geven met dubbele helling, zoodat de hooge vensters rechtstreeks van buiten licht trekken, de balustrade verwijderen en den accoladeboog wegbreken, zoodat de vensternissen hare oorspronkelijke, slanke booglijn terugbekomen, haar harnassen en moneelen geven en glas, dat ditmaal geene nabootsing zou zijn van echte vitrophanie. Een wensch! M.E. |
|