Biekorf. Jaargang 23(1912)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Bloemenkrakeel! 't WAS gekend in heel den bloemtuin van het ‘Hof ter linden’ dat het kermis was in 't dorp dien zondag en Marieke, 't blonde meiske gistren droomend had gewandeld in den hof en had verloren eenen brief vol zoete woorden. De pioen had hem gelezen, was er bloedrood van geworden ende had het gauw verteld aan zonnebloemen die al spottend hadden 't nieuwsje rondgebeiaard. Algemeen was nu de meening dat ze komen zou voor middag om een bloem te kiezen die ze, [pagina 89] [p. 89] zinnebeeld van heur gedachten, op 't verlangend hart zou steken; en daar van den vroegen morgen al de bloemen hadden gulzig klare druppels dauw gedronken, keven zij nu luid en nijdig. Ja, ze kwam in bleekblauw kleedje spannend om het lenig lijfje, zonlicht straalde in gele lokken en ze bloosde lijk een perzik. Al die bloemenoogen keken al die bloemenhartjes klopten als het jonge boerenmeiske liet heur blikken op den hof gaan..., - Pluk mij maar schoon liefje, vleide een roode roze met een glimlach; 'k ben het zinnebeeld van minne want mijn vormen zijn zoo sierlijk als een prachtjuweeltje dat de blikken op uw mooien leest trekt, en mijn boezem geurt zoo zoete dat verlokt een neusje nadert en.... een zoentje is gauw gegeven!... Kijkt ge naar de dahlia's, och arme 't zijn antiquiteiten met hun stijf gepijpte kooven! Kwezelsgoed is uit de mode! - Uit de mode! schreeuwde boos een dahlia die schertsend groette, zeg eens, schoon juweel van liefde, zoo ge van de mode zijn wilt doe die stekers van uw rugbeen ende weer dat groen gedierte dat op uwe krage t'huis is.... Kies een dahlia, pachterske, dat beteekent zorg en sparen [pagina 90] [p. 90] waar de rijkdom uit zal groeien en de jongmans op ons dagen achten duiten boven deugden! - Zorgen! sparen! loech halfdronken een pioene die zoo rood zag als een hanekam en scheef hoog; zorgen! sparen! burgersleven, bijziend volk dat meent hun dorpken is de wereld, wroet en schravelt nijdig dat de buurman meer wint. 'K stonde vroeger in het tuintje van een vrek die om wat zilver honger leed en koû verduurde, tot een timmerman vijf planken nagelde om zijn mager lijkje; 't pierenvolkje was bedrogen en zijn erfgenamen keven om de brokken van zijn erfdeel! Spreek me van plezier en vrijheid in het leven dat zoo kort is; Elk voor zich en elk zijn goeste; met een teugje koelen dauw wijn kan ik voort, wat scheelt me toekomst! Kies maar een pioen, jong meisken, op uw harte zal ze zingen:.... ... En hier klonk uit hare blaren een gepeperd liefdeliedje dat de vrome violetten erg gestoord elkaar bekeken al met purperroode kaakjes; vezelden met biechtestemme dat het zonde was zulk wereldsch en losbandig volk te doogen in ordentelijken bloemhof. Zei een hunner: zusters laat ons voor verdoolde zondaars bidden: Op en af in zoet geprevel [pagina 91] [p. 91] afbobijnde 't stemgewissel vroom-eentonig wees-gegroeten. Eene lelie stijf en statig die daar vreemd stond als een bleeke nuf verloren op een vischmarkt miek een schoone reverencie, sprak in pensionnaten-fransch met veel gemaakte complimentjes dat de juffer groot gelijk had dit vulgair en lomp gebloemte zonder tact of educatie te minachten; dat zij, lelie, spijtig in dien boerenhof stond, zij die nobel was en praalde vroeger op het schild van Frankrijk, zij embleem van zuiverheid vol sentimenten van distinctie.... - Spreek uw tale! riep de zonbloem. Kunt ge niet? 'T is jammer want uw fransch gelijkt op schervenbreken! Ei mijn bloemenbaronesje, zinnebeeld is leugen soms en edelnaam is maar conventie. Als dat bloemenvolkje rond u met den tijd wat minder dom wordt is 't gedaan met uw misprijzen. Word ook slimmer: Heet u volksch want wie zijn wezen naar de zon keert blijft in 't licht en houdt de warmte! Hoor maar eens die bloemengansjes pleiten om geplukt te worden; 't meisje mag geen zonbloem dragen dus de zonnebloem blijft leven! Hip! hoerah! En schaterlachen klonken uit de ronde toten, wijl gehoonde bloemen scholden [pagina 92] [p. 92] met gekijf en bloemenvloekjes; wijl het zonnewezen meêloech en een musschenbende gekte; zelfs de groote populier ginds loech: bravo met al zijn blaren .... Maar het meisje triestig heengeng want de liefde zoekt de stilte. 'T zag een groepje blauwe bloempjes staande zwijgend in een hoekje met een dauwtraan in hun oogsken.... - Zegt ge niets vroeg 't meisje vriendlijk - Och, ik heet: vergeet-mij-nietje zei een bloemke smeekend oolijk. En nadenkend 't meisje glimloech. Plukte traag een mooi klein tuiltje, stak het op 't verlangend hart en argloos blijde gong ter kermis. Theo Brakels Vorige Volgende