Mengelmaren
Répertoire d'art et d'archéologie. Dépouillement des périodiques francais et étrangers.
Onder bovenstaanden titel verschijnt sedert 1910 alle drie maanden te Parijs een nieuw tijdblad dat gewis aan alle kunstliefhebbers uitstekende diensten bewijzen zal. Lijk de titel het aanduidt, is het een regelmatig overzicht van wat op kunstgebied in de tijdschriften verscheen. Voegen wij erbij dat meestal de artikels erin 't kort weergegeven worden: geene persoonlijke bemerkingen over de weerde enz. door dezen die het artikel opgeeft maar enkel daadzakelijk wat er in voorkomt.
In Bd. 1 (1910) vinden we tijdschriften en hunnen inhoud vermeld uit Duitschland, Oostenrijk, Vereenigde Staten, Frankrijk, Engeland, Italië, Japan, Holland, België, Rusland, Rumenië-, Spanje, Zwitserland, Denemarken, Griekenland. Hongarije en Luxemburg. Het Bd. I geeft zoo 3254 bijdragen op in 172 bl.: tot slot is een namenregister gegeven waar men alles en personen en plaatsen gemakkelijk kan in weer vinden: met die tafel beslaat het heele Bd. 227 bl.
Bd. II (1911) toont de aangroeiende kracht van het tijdschrift. Enkel in de 3 eerste afleveringen (de 4e kregen we nog niet) hebben we reeds 4117 opgegegeven bijdragen in 240 bl.
Bij de landen die in Bd. I voorkomen moeten wij ook nieuwe voegen en zoo nog eens verbetering. Hier vinden we nog Polen, Zweden en onder Frankrijk verscheidene uitheemsche bezittingen als Indo-China. Eindelijk nog een lofweerdige aangroei bestaat in het uitpluizen der ‘catalogues’ van verkoopingen gehouden van af 1n Januari 1911. Voor dit punt wordt natuurlijk niet alles opgegeven wat er in voorkomt, maar enkel de kunstgewrochten die erin weergegeven zijn. Voor dit deel wordt ook alles volgens de landen geschikt doch met eene verschillige nummersopgaaf: hier hebben we reeds 444 nummers.
Met dit overzicht staafden we voorzeker wat wij in 't begin zegden: het nieuwe tijdschrift zal welkom zijn bij alle liefhebbers van kunst en kunstgeschiedenis en het wordt ongetwijleld op kunstgebied een onmisbaar werktuig voor deze die willen werken. Melden we nog ten slotte dat de Belgische tijdschriften er eene eervolle plaats innemen: van af 1911 worden er om zoo te zeggen al de kunst of geschiedenisbladen regelmatig onderzocht en opgegeven, dank aan de medewerking van onzen kunstgeschiedkuudige de Heer G. Caullet van Kortrijk.
P. Allossery.