Biekorf. Jaargang 22
(1911)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 380]
| |
De velden liggen braak en bloot,
of treuren met vergulde blaren
van schamel loof; het bosch verloor
zijn zang en snaren;
en licht en liefde liggen dood,
versmacht in slijk en drabbig goor.
De kraaien krassen kriezlig luid,
onzichtbaar in het nevelgrijzen.
De wind steekt spottend plots zijn tromp
op zotte wijzen,
en tiert: ‘Der zonne rijk heeft uit!
Verslagen zwijmt heur bleeke romp!
't Is winter weer en feest voor mij!
Ha! heb ik somtijds buigen moeten
voor 't blaadrenheir, nu zullen ze al
mijn strijden boeten!
Nu hol en beul ik woest en vrij,
en niets dat mij bedwingen zal!’
Zijn legers martlen 't koude veld
en geeslen zwart de naakte boomen
waaruit een laatste vogel vlucht;
zijn regenstroomen
weerklettren niet verwoed geweld....
En 't schamel menschenherte zucht!
Arm. Van Veerdegem |
|