Biekorf. Jaargang 22
(1911)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOudjesGa naar voetnoot(1)
DE praatzieke oudjes zitten op den bank,
In 't zonnezinken, langs de parkenwegen.
Zij keuvlen ondereen van leed of zegen
Dat zij in vroeger jarentijd, elk zagen;
En slijten zoo de reste van de dagen
Tot 't einde van hun langen levensgang.
| |
[pagina 362]
| |
Zij zitten in het groen en de avondstralen
Omlijsten tooverend hun geel gezicht.
Zij 'lijken in dit purper-roode licht
Dat zich op neus en rimpelmond komt spreien,
Aan personaadjes in muzeumzalen
Uit onze middeleeuwsche schilderijen.
O rake tegenstelling van het leven!
Die slotzang bij dit jonge lentelied.
Die stramme ruggen die ten gronde beven
Bij 't prille groen dat hoog ten hemel schiet.
Die doffe stem uit ademlooze longen
En 't schaat'rend voog'slenlied nooit moegezongen.
Zoo zitten de oudjes soms, echt advokaten,
Te kwett'ren ondereen. Wat kan nog baten
Bij hen het rustelooze stadsgeweld.
Bij avondzon in geurend groen gedoken
Hen lust de vreugd slechts van het smaak'lijk rooken
En 't nieuws bij beurten door den dag verteld.
- Ik zie u graag zoo, rustpoos na het streven.
Zou 't waar zijn toch wat Cic'ro heeft geschreven:
Dat gij het schoonste tijdstip zijt van 't leven.
Brugge Beetholf Biekens |
|