Biekorf. Jaargang 22
(1911)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 316]
| |
Daar rijst de zon! Haar dunne stralen bruinen
den doodschen hof, en spelen in 't geblaârt'
op broze draden die er zilvrig pralen,
of spieglen hunne glansen in den dauw
die om elk twijgje vlocht zijn peerlenkralen...
Nu wijkt de smoor en toont zich 't bleeke blauw
der herfstlucht; dieper schijnt de wijde hemel
waar 't goud der zon doorzichtig nu weêrstraalt;
rijk prijkt de hof met glinsterbont gewemel
van welkend loof, dat kleurenkwistig vaalt.
Doch ach! geen bloemengeur, geen vooglenwijzen
begroeten blij den dag die weer begint:
wel schoon nog is het herfstlijk morgenrijzen,
maar - schoon als 't lachen van een stervend kind!...
Arm. Van Veerdegem |
|