Biekorf. Jaargang 22(1911)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 296] [p. 296] De Samaritaansche Vrouw (Johan. 4). DE Zoon des menschen rustte droomend op den rand des muurs rondom de Jacobsbron; en 't zonnelicht gleed blankend-schoon over zijn vredig-schoon gezicht, en 't wapperend windeken woei een vlinder op zijn hand. Een wonnige zomerdroom hing rustig over 't land, de wollen wolken deinden uit in weeldige lucht, en Jezus mijmerde: 't was alles stil... alleen 't gerucht van tortels die daar fladderden in 't zonnig zand... Daar trad met hupschen tred een vreemde vrouw tot Hem, en, na een groet, liet ze de kruike, die ze droeg, neer in den put, toen Jezus haar te drinken vroeg. Verwonderd keek zij op, en ‘Heere, zoo 'k U ken....’ doch Jezus zag haar aan, en, met zijn stille stem vol meelij: ‘Wist ge o vrouwe, wist ge wie ik ben!’ Ledegouwer Vorige Volgende