Biekorf. Jaargang 22(1911)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 250] [p. 250] Nocturne NEEN, niet om 't luide dagrumoeren, niet om het schelle licht der zon, wil ik de fijnste draden snoeren die 't leven in mijn ziele spon. Maar als de nacht, de zoete en blauwe, zijn fulpen vredetente spant, als duizend sterrenoogjes schouwen, beweegloos, naar het slapend land; als geen geluid den vreê komt storen en zelfs geen windje lispelloost; als zijdezacht des maantjes gloren met groenig licht mijn blikken koost; dan wil ik stil mijn ziele vieren, alleen, en van geen mensch gezien, de vreugden die mijn leven sieren in dankoffrand den Heere biên; dan is 't me zoet in 's hemels wezen gansch op te gaan in dankgebed: ik moet dan geen ontheil'ging vreezen die 't lichte goud bewaze of smett'! Arm. Van Veerdegem Vorige Volgende