- Ik ben hier, met een lastig werk bezig, zegt Nianga; ik heb hier een stuk herthoorn; het bovenste deel moet ik vierzijdig afsplinteren en slijpen om het in een houten steel te passen en vast te maken en het ander einde, moet ik met mijn keimes en mijnen keipriem uithalen om in de opening de steenen bijl vast te binden... Zoo een steelgreep is een zware arbeid en ik weet niet, hoe ik ermede zal klaar komen...
- Mijn werk vordert ook niet, antwoordt Itowa; het is al veertien dagen dat ik bezig ben met eene huid te reeden en te schrepen... Ik zal ze naaien, zooals zij is... Ik heb goede zenuwsnaren, maar ik heb mijne naald verloren; kunt gij mij geene naald leenen?
- Ja, antwoordt Nianga; ik heb hier eene fijne naald, die ik van een hard en dun beentje gemaakt heb... Het is mij uitmuntend gelukt er eene opening in te booren...
- Zie eens ginder, zegt eensklaps Itowa: wat voor een wangedrocht komt er daar uit het bosch te voorschijn?... Het is een beer!...
- Wist gij het niet? herneemt Nianga... Het is de tooveraar van het dorp der Grijze valken, dat met ons bevriend is... Het is een wonderbare heelmeester van plagen en kwalen... Het is Komura... Het is zijne liefhebberij in de vermomming van eenen beer, overal rond te wandelen...
- Ik had nog nooit daarvan gehoord... Kijk, hij komt over de brug, recht naar ons...
- Wees niet verschrikt, hij zal ons geen leed doen.
Komura nadert in zijn zonderling pak.
- Vrouwen, vraagt hij, waar zijn de mannen van het dorp?
- Zij zijn op de jacht, wedervaart Nianga. Sedert den laatsten strijd met het dorp der Platvoeten hebben wij eenen voorraad horens en beenderen noodig, urn nieuwe wapens en nieuwe werktuigen te maken.
- 't Zijn dappere kerels, de mannen van uw dorp. Ik