Biekorf. Jaargang 22(1911)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Aan den Westerwind O wilde, woeste westerwind, gelijk een kudde losgebroken stieren die wild hun wildste driften vieren, zoo huilt en holt gij, moordgezind, o wilde, woeste westerwind! Gij stormt als moest het luchtgebint', bij 't mookren van uw steeds herhalend horten verbrijzeld op de siddrende aarde storten; zoo stormt gij tegen 't luchtgebint', o wilde, woeste westerwind! Gij holt en woedt en wervelt in 't geprang der straten van de doodsche steden, rukt luiken af, werpt pan en schouw beneden, en huilt en tiert gelijk ontzind, o wilde, woeste westerwind! Gij hotst door 't veld, van woede blind, en slaat den grond, en wringt met sterke knoken de hoomen uit en sleurt ze mêe, gebroken: trofeeën van uw beulsch bewind, o wilde, woeste westerwind! Gij geeselt fel en bijtend schimpt op sterke, wraakbeluste golvenkudden, ge stampt ze en slaat dat de oude duinen schudden, en alles voor uw woeden krimpt, o wilde, woeste westerwind! [pagina 90] [p. 90] En toch, wat ook ge poogt of zint, ge kunt de komst der Lente niet beletten: reeds luistert de aard' naar andre dan uw wetten!... Gevoelt; ge 't dat uw rijk verzwindt, o wilde, woeste westerwind? En wreekt ge u? Of, door haat verblind, zeg, kunt ge niet in 't glanzend Oost ontwaren de zegevanen van heur legerscharen, het eerste groen dat de aarde tint?... o wilde, woeste westerwind? Van hier! verwaten stormenkind! Gaat noordwaarts weg en blijf, in 't net gevangen, met uwe vleugels daar in de Yszee hangen, wijl hier het lentefeest begint, gij wilde, woeste westerwind! Arm. Van Veerdegem Vorige Volgende