Mengelmaren
DE oude Strabo, sprekend van de oude Britten, in zijne aardrijkskunde: τέλη τε οὒπως ὑπομένουσι βαρέα τω̑ν τε εισαγομένων ϵἰς την Κελτικήν έκεὶθεν καὶ τω̑ν ἑξαγόμένων ἐνθενδε ταν̑τα δ’ἐστὶν ἐλϵϕάντινα Ψαλια... Dat wil zeggen: “Zij betalen geene zware rechten als zij hunne waren in Gallië uitvoeren of uit Gallië in hun eiland invoeren, namelijk elpenbeenen sieraad en breidels.’ (Strabonis Geographica, curantibus C. Müllero et J. Dübnero, Parisiis 1853. Vierde Boek. Hoofdstuk V.)
Er is hier geen spraak van elpenbeen van olifanten, want over twee duizend jaar, waren er geene olifanten in Engeland te vinden.
Het zal dus vermoedelijk elpenbeen van den mammouth, van den Elephas primigenius zijn, dat de Britten uitvoerden naar Gallië en dat zij uitdolven uit grond of opraapten in spelonken.
Nu vindt men nog dit elpenbeen in de grotten, vroeger door de lieden van den ouden steentijd bewoond, in de tijdvakken van Moustier en Aurignac: doch dit elpenbeen is versleten, opgeteerd en onbewerkbaar.
Indien het elpenbeen van den mammouth in Christus tijd, naar de getuigenis van Strabo, nog gaaf en bewerkbaar was, kan het zoo lang niet geleden zijn dat de mammouth uit onze gewesten verdween en kunnen wij misschien weg met de grieksche, bijbelsche tijdrekening ondanks al de ontdekkingen van de wetenschap.
- Jamaar, zei ons Pater Van den Gheyn, 't kan elpenbeen van eene zeekoe zijn, dat de Britten naar Gallië brachten.
Wij andwoorden: