Mengelmaren
Gezelliana
Nog van den Nachtegaal
Dat er in Gezelle's verzen, vooral in de eerste bundels, al menig speur te vinden is van Engelsche dichters, en zal niemand verwonderen, die weet hoe innig de man in verkeer was, lange jaren, met Engeland, zijn tale en zijne letterkunde.
E.H. Wismans, leeraar in 't Engelsch aan 't groot gesticht te Rolduc, sprak mij binst de laatste groote vacantie van het gedicht ‘Hyperion’ door J. Keats, een dichter van t' eerste kwart der verleden eeuw, waarin hij een vers gevonden had, dat hem Gezelle's nachtegaal had te binnen geroepen. Dat maakte mij natuurlijk nieuwsgierig, en 'k peisde: 'k ga dat vers zoeken tot nader bescheed voor Biekorf. Ik hebbe thans de gelegenheid gehad om dat voornemen uit te voeren, en hier is wat ik gevonden hebbe:
De personen in ‘Hyperion’ zijn goden uit de Grieksche fabel. Eene der godinnen verhaalt er, hoe ze op 't zeestrand zittend een zang had gehoord, die haar toeklonk van uit een bosschelken op een eiland vóór haar in zee; een tooverzang was 't, dien ze in wondere woorden beschrijft, en o. a.:
Each family of rapturous hurried notes
That fell, one after one, yet all at once,
Like pearl beads dropping sudden from their string.
Is er nu een herinnering aan dat vers in Gezelle's:
‘Geteld, nu tokt zijn taalgetik
als ware 't op een marbelstik
van 't snoer gevallen, dansen’?
Ik zou 't gelooven. Het beeld is echter in Gezelle met het dansen op den marbelsteen verscherpt en met rythmus uit eigen schat verschoond. Had Gezelle Keats gelezen? Best mogelijk, ja waarschijnlijk, hoewel we dat misschien nooit met zekerheid zullen bewijzen kunnen.
Nog iets dergelijks.
‘Zeker heeft Gezelle, onder zijne humaniora. Milton gelezen’. Dat beweert Dr G. Verriest in zijne rede op Gezelle's eeredag te Kortrijk. (Dietsche Warande en Belfort, 1902, bl. 306).