Biekorf. Jaargang 22(1911)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Fontein van Liefde (Gebed) Fontein van Liefde. Bronâar van genuchten. Ben ik nog waardig aan den voet te staan Van 't smartenkruis, of midden balsemluchten In 't heiligdom geknield te zijn? - Welaan, 'k Heb U gesmaad, maar 't hart in rouw gebroken, Kom ik vergiff'nis smeeken. - Zalig-zoet Een dropje voelen leken uit doorstoken En wreed verscheurde godd'lijk hoofd en voet. Gij laat mij ongeraakt langs de open wegen Genieten van uw schatten, mildgestrooid In 't smartendal. - Gij laat m'een zonnezegen Op 't wezen nedervloeien en getooid Met bonte dracht, in lust en kunstwaranden Volzalig mij er voeden aan den disch Van paradijsgenot. - O God! mijn handen In kluisters vastgeschroefd, de duisternis Des kerkers tot mijn woning, ja dit ware Mijn welverdiende straf: zóó, door de smart En door de folteringen lange jaren, De vlekken weg te wasschen van mijn hart, En op te leven tot een zuiver wezen. - Doch neen, O God, Fontein van liefde, Gij, Oneindig, onuitputbaar, nooit volprezen; Gij, op het kruis gespijkerd daar voor mij. [pagina 47] [p. 47] Gij opent liefderijk uw bloedende armen En laat het zondig menschenkind alleen Zijn ziele zuivren in een stil-geween, En 't ijskoud hart aan 't Godd'lijke verwarmen. Brugge, 6/11/10. Bertholf Biekens Vorige Volgende