Mengelmaren
E. Bauwens, S.J. Zuid en Noord. IIIe en IVe deel. Drukkerij S. Augustinus, 1910. Samen 1033 bl. Prijs: fr. 4.70.
Vroeger heb ik wel eens veel goed gezegd van Zuid en Noord, vooral van het 1e deel. Van het 3e en 4e deel, die onlangs verschenen zijn, moet ook getuigd worden dat zij nu in hun omgewerkte uitgave onbetwijfelbaar zeer degelijk zijn. Het 3e deel geeft nog al veel lyrische poëzie, dan ook tamelijk veel hooger beschrijving en ook al eenige stukjes beschouwing en kritiek. Het behelst aanhalingen uit de middeleeuwsche letterkunde, brokken uit de tooneelletterkunde en redevoering. Alles blijkt weerom door iemand te zijn uitgekozen en geordend die belezenheid en goeden smaak heeft: dat heeft pater Bauwens overigens reeds meer dan eens getoond. Het komt me echter voor dat de omwerking der twee laatste deelen wat vlug geschied is, en dezelfde zorg die besteed werd aan I en II eenigszins geleden heeft onder de overhaasting. Zoo staan Conscience, Verriest, Rodenbach, Brom, Vermeylen, De Clercq, Persyn hier lang niet met een behoorlijk aantal bladzijden vertegenwoordigd, en menigeen - om maar enkel Snieders, Belpaire, Dosfel, De Cock te noemen - krijgen hier niet een enkel woord te reppen. Die hebben toch ook wel iets geschreven dat in dit deel past?
Het vierde deel levert uit de tooneelkunst nog al minderwaardige aanhalingen en toch zoek ik hier tevergeefs Van Maurik en Hegenscheidt. En onder de redenaars staat niet eens Van Cauwelaert opgenomen, niets van hem.
Ik aarzel echter niet, in weerwil dezer leemten, te verklaren dat mijn bescheiden meening is: de laatste twee deelen van pater Bauwens' bloemlezing brengen ons ontegensprekelijk een besten keus uit dat slag letterkunde dat de saamsteller volgens zijn indeeling hierin moest opnemen. En zij brengen veel tegen lagen prijs, en verdienen warme aanbeveling.
A.C.