Biekorf. Jaargang 21
(1910)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 360]
| |
Over Noord-Nederlandsche letteren
| |
[pagina 361]
| |
weleer onzen pittigen West-Vlaamschen schrijver Stijn Streuvels, die in zijn laatste werken vooral in ‘Uitzicht der dingen’ en ‘Stille Avonden’ tot een gezond en kunstrijk realisme is teruggekomen. Terwijl in Zuid-Nederland, de naturalistische schooi aan de hand bleef, baande men in 't Noorden heel uiteenloopende paden in de roman-letterkunde. De realistische Justus van Maurik en de satirische Jan Holland gingen alléén hun weg. Betje Wolf en Aagje Deken lieten tallooze dochteren na zich, die met vruchtbare pen de letteren beoefenden: Johanna Van Wonde, Melati van Java, Anna de Savornin Lobman, Jeanne Reyneke, van Stuwe, Kloos' achtbare wederhelft, enz. Het naturalisme, doch wat verfijnder dan bij de mannen, is hun aller karaktertrek - enkel Cornelie Huygens en eenige andere vrouwen schreven onder den invloed van den socialen strijd die het kenmerk is der negentiende en twintigste eeuw. Evenals in Frankrijk Bourget, vond de psychologische roman in Noord-Nederland uitstekende beoefenaars: Marcellus Emants, Aletrino, Frederik Van Eeden, Frans Netscher en vooral Louis Couperus.
***
Laten we een oogenblik bij Couperus stilhouden. Vooraf dienen als naaste oorzaken van den nieuwen romantrant, dien Couperus bij uitstek beoefende, aangestipt te worden: de vrijzinnige ‘Ideën’ van Douwes Dekker, die veel opgang maakten, en waar al de hedendaagsche gedachtenstroomingen over wijsbegeerte en sociaal-critiek samenvloeienGa naar voetnoot(1). De hedendaagsche natuurwetenschappen en haar groote twistvragen: hysterie, overerfelijkheid, determinisme, enz. Die gewichtige vraagstukken der zielkunde roerde Couperus aan in ‘Eline Vere’ en ‘Noodlot’, waarmede hij de wereldberoemdheid stormenderhand innam. | |
[pagina 362]
| |
Gelijk Lamartine's ‘Méditations’ en ‘Harmonies poétiques’ voldeden aan eene behoefte, een zucht van den tijd, zoo vielen Couperus' eerste romans heelemaal in den smaak der tijdgenooten - iedereen voelde dat, overal hing het als 't ware in de lucht. Voeg daarbij de meesterlijke knapheid waarmede Couperus zijn vorm afwerkt en zijn taal hanteert en in dit alles zult gij aanstonds de opklaring vinden van den uitbundigen bijval dien ‘Eline Vere’ en ‘Noodlot’ oogstten. ‘Eline Vere’ is een kind van haren tijd, uit de hoogere burgersklas; als speelbal van een fatum, een onbegrijpelijk noodlot rolt het door het leven, voortgestuwd door den drang der omstandigheden die sterker zijn dan haar wil en rukken haar mede in een noodlottig tragisch einde. Dit boek is meer dan een eenvoudig verhaal van ingewikkelde feiten die tot een ontknooping komen, meer zelfs dan de kundige ontleding van een karakter, het bevat de taal, de omloopende gedachten en de zeden van die hoogere Haagsche maatschappij. Couperus schilderde hierin met de levendigste kleuren gansch een volksklasse, die als een sterk afgelijnde achtergrond, het noodlottig karakter van Eline Vere, laat uitschijnen. In dit boek, evenals in ‘Noodlot’ raakte Couperus 't gewichtig vraagstuk aan der moderne psychologie, namelijk het determinisme. Het geluk scheen haar nabij, en van dan af veropenbaart zich het Noodlot dat dreigend boven Eline Vere's hoofd hangt en niets anders is dan haar zedelijke zwakheid, gevolg van haar zenuwziek gestel. De instorting van haar eigen geluk heeft ze zelf bewerkt, met volkomen besef van hare daad, niet met een haastig woord, maar door langzaam geschrevene beslissing. Zij zelf weet niet waarom ze zoo handelt, ze beseft alleen al de gevolgen ervan, loodzwaar en noodlottig en toch heeft dat alles haar besluit niet kunnen verhinderen. Een kracht van buiten haar, schijnt op haar te wegen, breekt haar wil en dwingt haar zoo te handelen. | |
[pagina 363]
| |
Een oplossing van 't vraagstuk der gedwongene handelingen van den mensch, heeft Couperus niet bedoeld te geven, en hij schildert daartegen het edel karakter af van Laurence St Clare, die wellicht des schrijvers eigen gedachten vertolkt. Hij is een man die nadenkt en wilskracht bezit, bij hem geldt het als een onwrikbaar beginsel, dat de wil als een plant is die men aankweekt, die men ontwikkelt en op wier stengel de schoone vrucht gedijt en openbloeit: de menschelijke vrijheid. Stellig had zoo'n man haar geluk kunnen stichten, maar 't is weerom een noodlottig toeval dat Eline Vere dwingt toch het glas te ledigen waarin er vijf druppeltjes morphine gevallen zijn, wanneer ze wel weet dat ze er slechts twee mag innemen om rust voor haar gejaagd gestel te bekomen. Over 't algemeen laat dit boek een somberen indruk na, en toch heeft het naast de schaduwzijden, zijn zonnige plekjes: de kindertafereeltjes en jongelui-partijtjes verlevendigen het héél zonderling; want zelden bij een schrijver ontmoet men zooveel afwisseling in ophangen van tafereelen en zooveel beweging: 't is een echt tooneelspel. Op die plaatsen waar kinderen optreden is het een dolle pret en alles tintelt van jeugd en leven en zonnig licht. ‘Noodlot’, Couperus' tweede roman werd ongeveer op 't zelfde tijdstip geschreven, en dit bewijst de veelzijdigheid en lenigheid van zijn talent. Beide werken immers steunen op éénzelfde wijsgeerig beginsel en verschillen toch heelemaal van elkander in opvatting en uitvoering. Frank Westhove, een rijk Londensch gentleman, neemt zijn vriend Bertie, uit Amerika, bij zich op, uit loutere gastvrijheid, tot dat deze een betrekking had. Doch dat highlife, dat klaploopersleven bevalt Bertie uitermate, en Frank is onbezorgd goed en verteert veel geld. Door een noodlottige aaneenschakeling van feiten die Frank's wil ontzenuwen blijft de parasiet bij hem wonen en helpt hem zijn fortuin opleven. Tot meer afwisseling in hun leven trekken ze zamen op reis naar Noorwegen, waar Frank | |
[pagina 364]
| |
kennis aan knoopt met een engelsch man Sir Archibald Rodes en met diens dochter. Dat ziet Bertie met een linksch oog aan, dit huwelijk ware het einde van zijn zalig niets-doen, en sluw verbrijzelt hij het gelukshuisje dat Frank opbouwde. Weldra komt de ellende, ze keeren terug naar Londen, Frank ontdekt de snoodheid van Bertie en zijn wil ontwaakt weer in hem; hij slingert den parasiet van hem af en verwurgt hem. Na twee jaar gevangenschap komt hij weer in 't Londensch leven, 't geluk schijnt hem weerom toe te lachen, toen de zware klauw van 't Noodlot het nogmaals stuk slaat. Het noodlot is hier de rechter die ieder mensch in zich draagt: het geweten, dat geen genade of vergiffenis schenkt. Door wroeging om zijn moord wordt Frank wanhopig en hij neemt gift in, zijn vrouw, Rodes' dochter, sterft met hem. Dit is 't eenvoudig verloop der historie, somber en treurig van 't begin tot het einde, en 't schijnt me hier den invloed der Russische moderne school te ontwaren in de wreedheid van het verhaal. Door een meesterhand is dit boek geschreven en de lezer gevoelt nooit de bekoring om eens 't einde van de historie te kennen, maar met gespannen aandacht volgt hij de geleidelijke karakterontwikkeling der helden, die met een strenge logica door de handeling heen is afgewerkt. Toch is die zielkundige ontleding ook niet vrij van 't gebrek waaraan alle psychologische romans, mank gaan: de handeling wordt te zeer belemmerd door te ver doorgedrevene, tot in de kleinste plooien en bizonderheden opgeklaarde zielkundige ontleding. De groote lijnen treden te zeer in de schaduw, door 't ophelderen van zielkundige bizonderheden en uitleggingen. Dat is zóo in Eline Vere en in Noodlot, zóo bij Bourget en zoo wat bij allen. In kunstopzicht staat ‘Noodlot’ boven ‘Eline Vere’: de opvatting en de uitvoering zijn veel eenvoudiger; het is als een teekening met groote, eenvoudige lijnen, waarvan het oog gemakkelijk de harmonie volgt. Er is hier meer | |
[pagina 365]
| |
zuiverheid en meer eenvoud, die in ‘Eline Vere’, door de talrijke bijfeiten en de te groote inwikkeling, veelal te loor zijn gegaan. Toch komt het me voor dat de helden niet naar 't leven geschilderd zijn, dewijl de valsche theorie van 't determinisme van Schopenhauer, schering en inslag is van beide werken. Deze is een opmerking die men zich onwillekeurig maakt bij 't lezen. Ontmoet men in de werkelijkheid wezens als een Eline Vere, die zwakker zijn dan de omstandigheden en die zich door hen laten leiden? - Het feit is niet te ontkennen, men kan het slechts betreuren, vooral in onze dagen van karakterloosheid en ontzenuwing. Daarenboven heeft iedereen in zich een gedeelte willoosheid, deze meer dan gene. Op zedelijk gebied is de eene ook zwakker dan de andere voor de omstandigheden; en is de theorie van 't determinisme valsch, omdat het uitgaande van één of meer bizondere gevallen, die algemeen maakt, toch kan een zeker determinisme in dit afzonderlijk geval, volkomen waar zijn. Derhalve kan zoo'n werk door 't blootleggen der noodlottige gevolgen der willoosheid, een zedelijk goeden invloed uitoefenen. Tot de overige werken van Couperus behooren nog de novellen ‘Een Illuzie’, ‘Een Zieltje’, ‘Metamorphose’, ‘Psyché’ en zijn laatste groote romans ‘Majesteit’, ‘Wereldvrede’ en ‘Hooge Troeven’ die ook misschien wel eens hier aan de beurt komen.
Jef Van de Woude |
|