| |
| |
| |
[Nummer 13]
| |
Plaatsnamen
Roeselare (Westvl.).
De volgende oude vormen zijn te vinden bij Warnkönig-Gheldolf: Histoire du Quartier d'Ypres, bl. 228:
A. 822: in loco nuncupante Roslar.
A. 847: Rollare. Slecht uitgeschreven of gemodernizeerd; zeker moet Roslare gelezen worden.
A. 899: Roslare.
Sedert een paar eeuwen schrijft men in Westvlaanderen Rousselaere, met rouss-, alleenlijk om aan te duiden dat oe, een klank die in Westvlaanderen als lange u gesproken wordt, hier, voor de klankverbinding sl, zooals meermaals gebeurt, verkort is: bij ons immers heeft ou de weerde van eene korte u. Volgens de gewone spellingsregels behoeft men Roeselare te schrijven.
Het tweede lid is voorzeker het woord laar, dat veelvuldig, op zijn eigen, of in samenstelling, als plaatsnaam gebruikt is, en beteekent: ‘Veld, open veld, onbeplante
| |
| |
ruimte in een bosch, ook weiland, broekland, gemeene weide’. Gallée (Nom. Geogr. Neerl. III, bll. 344, 345) heeft de oudere vormen Hlâra en Hlâri ontdekt. Hier hebben wij te doen met het onz. Hlâri, zooals blijkt uit de spelling Roslar, -lare, en vereischt wordt door het fransche Roulers.
Neemt men als grondbeteekenis aan: ‘open ruimte, het bloote, in tegenstelling met boschland’, dan kan ons hlâri, uit indogerm. klêr-io-m, mits den zeldzamen ablaut of af klank ê: â, oorverwant zijn met lat. clârus, waarvan ook het fransche clairière.
Uit Roeselare, jong wvl. Rousselare, blijkt dat het eerste lid van Roslare moet gelezen worden rôs-, met eene lange germ. o. Dit woord ben ik genegen in verband te brengen met *roos > *raus (got. raus) = ‘riet’. Om dit te doen, beroep ik mij op den germ. af klank au: ô (indogerm. au, ou, eu: â, ô, uit ouder âu, ôu), ndl. oo: oe, dien wij waarnemen in:
Booten = ‘slaan’, nevens vuur boeten - ‘vuur slaan’, ketelboeter = wvl. ‘ketelbuischer’.
Ohd. goumo, nhd. gaumen= ‘gehemelte (van den mond)’, nevens ohd. guomo, oisl. gômr = id.
Kloot = ‘globus’, nevens kloet = ‘globus’.
Rood - ‘ruber’, nevens roest = ‘rubigo’.
Vloo-t, verl. t. van vlieten, nevens vloe-d.
Deze voorbeelden volstaan om ons het recht te geven nevens *roos - ‘riet’ een *roes, met dezelfde, of nagenoeg dezelfde beteekenis, te veronderstellen. Zoodat Roeselare zou kunnen synoniem zijn met Rillaer (Brab.), indien dit uit *Riedlare ontstaan is. Vgl. Rillande, op Grande-Rosière (Brab.) en Rilland, op het eiland Zuid-Beveland (Zeeland), dat toch wel zal identisch zijn met den vlaamschen maagschapsnaam Ryeland, uit *Riedland.
Benevens Roeselare in Westvl., bestaat nog een Rousselaerepolder op Sinte-Margaretha (Oostvl.) en eene Rousselaerstraat op Sint-Antelinks (Oostvl.).
| |
| |
Roeshoek is een gehucht van Moorslede (Westvl.) en Roesenwijk, een gehucht van Brielen (Westvl.) Vgl. Ruosenbach (11de eeuw) bij Förstem. I, onder den persoonsnaam Ruso. Verder moeten hier nog aangestipt worden: Roeselberg op Kessel (Antwerpen), op Hauwaert en Winghe-Saint-Georges (Brab.), Roeselberg-Bosch op Lubbeek (Brab.), Rosselaer, op Meirelbeke (Oostvl.), op Terveuren (Brab.), op Baelen (Antw.).
Of wij hier overal hetzelfde woord *roes voorhanden hebben, moet ik onbeslist laten. Op romaansch gebied hebben wij zeker een tegenhanger van Roeselare in den dorpsnaam
Roly (Namen),
waarvan bij Kurth: Frontière, I, bl. 478, de volgende oude gedaanten aangegeven zijn:
10de eeuw: Roslerum.
Aa. 1049, 1064-67: Roslier.
Hlâri is een io-stam, en in de vroegste eeuwen wierden dergelijke germaansche stammen in de daaraan beantwoordende lat. -io(-iu) verbuiging overgebracht. Alzoo lat. Waltharius uit germ. Waldhari (oorgerm. Waldhharjoz); uit Waltharius komt het fr. Gauthier(s); uit Walthari zou Gauter(s) gesproten zijn. Zoo is het ook dat bij de Namensche Romanen het germ. Rôslâri overgegaan is tot Roslariu(m), en hieruit Roslier. In het Flandrohenegouwsch, in 't Waalsch van Namen, Luik en Luxemburg echter is sedert de middeleeuwen ier uitgesproken als i; vandaar de hedendaagsche spelling Roly.
Roulers echter, uit Roslers, komt regelrecht uit Rôslâri of -lâre, met de oude nominatief -s, gelijk villers uit lat. villare. Wel is waar wierd Roslare ook wel in 't lat. overgezet tot Roslarium, b.v. de Roslario, in 1146, bij Hollebeke, L'Abbaye de Nonnenbossche. Dit echter geschiedde enkel uit geleerden invloed, en bleef zonder gevolg op de ontwikkeling van het reeds bestaande Roslers, sedert 1050-1100 Rolers, fl. hen. ook Rollers, later Roulers.
***
| |
| |
Nog een woord over *roes. Eene der middeleeuwsche benamingen van den vogel, nu ‘roerdomp’ genoemd, was roesdommel, ook roos-, rose-, -rois-, nhd. Rohrdommel. Het eerste deel van den naam beteekent zeker ‘riet’. Mogelijk hebben wij hier het woord *roos < *raus of *roes < *rôs voorhanden.
Het ndl. roer = ‘pijp, buis’, vroeger ook ‘riet, riet - stengel, rietpijp’ is, zoo heet het, ontleend aan het hd. Rohr; waarbij opmerkelijk is dat ndl. oe in de plaats getreden is van hd. ô. Veronderstellen wij echter nevens den stam rôso- eenen stam rôzo-, later rôro-, dan ware roer, nevens *roes, regelmatig Nederlandsch. - Te dezer plaatse dient melding gemaakt van Roerberg, gehucht op Gemmenich (Luik), vgl. den geslachtsnaam Ricberghe, wel uit *Van Rie(d)berghe, en van Roebroeck (uit Roerbroeck?), gehucht op Aubel (Luik).
***
Keeren wij een oogenblik terug tot ons woord Hlâri. Dit moet vroeger zeer gemeen geweest zijn; wij vinden het niet alleenlijk in vele samengestelde plaatsnamen, maar ook op zijn eigen genomen is het als oordnaam in de verschillende vlaamsche gouwen van Belgie verspreid. Het ware dan bevreemdend, vonden wij het ook niet, gelijk zoo vele woorden van denzelfden aard, in de aangrenzende romaansche streken. In het Fransch moest -âri overgaan tot -er: claru > ofr. cler, mare > mer, villare > viller-s. Ons blijft te onderzoeken wat er uit de germ. klankverbinding hl moest geworden.
In den merovingischen tijd wordt daarvoor regelmatig chl, cl geschreven: Chlodoveus, Chlotharius, enz., uit germ. Hloth-. Dat moest in het Fransch cl geven; doch deze uitspraak zal wel vroeg opgegeven geweest zijn, langen tijd vooraleer de spelling veranderde, want zij is zonder invloed gebleven op de fransche taal. Wel is waar zegt men Clovis en Clothaire, doch deze zijn geene volkswoorden: het zijn latere, geleerde aanpassingen van de latijnsche
| |
| |
vormen. - In eenen name nochtans is cl bewaard gebleven, te weten in Saint-Cloud (Seine-et-Oise). een oord dat zijnen naam verschuldigd is aan den H. Cloud > Chlodoald (d.i. Hlothwald), zoon van Clodomir, die, na de moord op zijne broeders gepleegd, alhier in 538 eene schuilplaats zocht, en een klooster stichtte dat hij aan de kerk van Parijs opdroeg. Naar dit voorbeeld zal wel een tweede Saint-Cloud (Eure-et-Loire) ontstaan zijn. - Zouden La Claire (Meuse) en Clères (Seine-Inférieure) dan aan Hlâra beantwoorden? Dat is niet waarschijnlijk; maar Hlâri kunnen wij misschien terugvinden in Flers en Leers.
Flers
wordt als plaatsnaam gevonden in de départementen van 't Noorden, van de Orne en van de Som me. Daarenboven komen wij nog drie Flers met eene nadere bepaling tegen, te weten: Flers-en-Escrebieux (Nord), Flers-en-Flavermont (Pas-de-Calais), Flers-sur-Noye (Somme).
Na het tijdstip hl > chl, cl, volgde een tijd waar hl overging tot fl: van daar flanc uit hlank, flou uit hlau, Floovent uit Hlothwing; misschien ook Flodoardus uit Hlothward, Flobert uit Hlothoberht, enz. Het tijdstip hl = fl mogen wij in de 7de, 8ste eeuwen plaatsen. Uit hlâri, of hlaris, - want onder dezen vorm zal het wel, met nominatief -s, gelatinizeerd en van het onz. tot het mann. geslacht overgegaan zijn - mogen wij dan fr. Flers verwachten, en ik geloof dat Flers inderdaad aan ons Lare, Laar beantwoordt.
Leers
in Frankrijk (Nord), Leers-et-Fosteau en Leers-Nord, beide in de prov. Henegouwen.
Eindelijk ging de h voor l teenemaal verloren. In onze germ. streken schijnt dit in de tweede helft der 9de eeuw voorgevallen te zijn; in het Fransch waarschijnlijk vroeger, van het begin reeds der 9de eeuw. In de Eiden van Strassburg, a. 842, staat Lodhuvigs, uit Hludowig. Daaraan beantwoorden de namen Louis, Lohier, het woord lot uit hlaut- of hlott-, en ook wel Leers uit Lari-s, uit
| |
| |
Hlâri. - Men werpe niet op dat in zulke late tijden de a van lari-s niet meer zou overgegaan zijn tot e. In de Eiden van Strassburg staan nog fradre, salvar, returnar voor frère, sauver, retourner, waaruit wij mogen opmaken dat de processus a > e niet voltrokken was, en dat bijgevolg in den aanvang der 9de eeuw de vrije beklemtoonde a nog kon verloopen tot e.
Adzo.
|
|