Biekorf. Jaargang 21(1910)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Lentelied. SUISLENDE winden Waaiend zoo teer Hoog in de linden Laag op het meer! Wat lokt ge mij vriendlijk begroetend toch aan; Hoe hebt gij mijn harte met vreugde overlaân. Het wou u thans volgen op uwe baan.... Waarheen?.... Beekjes zoo wonnig Kabblend zoo blij, Glinsteren zonnig Hier in de wei. Hun stoeiende golfjes daar ijlen en vluchten, Diep spiegelen zich er het veld en de luchten, Wat doen ze mij liefdeverlangend verzuchten.... Naar wien?.... Koestrende zonne! Groenende veld! Hopende wonne 't Hart mij insnelt! Hoe laaft mij uw straal, en wat brengt hij mij kracht, Hij vonkelt in diepblauwen hemel zoo zacht En heeft mij het ooge vol tranen gebracht Waarom?...... [pagina 172] [p. 172] 't Veld herkrijgt leven 't Rijst niet een schreeuw! 't Groen wordt doorweven Met bloeiende sneeuw! Zoo wendt er zich alles naar 't liefkozend licht; Reeds zwellen de kiemen waar 't leven in ligt: Zij hebben 't gevonden waar 't hart zich naar richt, En ik?...... Rusteloos trachten, Wenschen van 't hart! Vlugge gedachten Hoop of wel smart. Mij ook is het zwellend leven bekend! Wie stilt er mijn borst, wie bewaart er de Lent, Wat schepsel aan 't zelfde verzuchten gewend?.. O bronne van 't Leven, O eeuwige Lent! Een zonne ons gegeven Na winter-ellend! Lentemaand. 18st 1910. Jef Van den Woude Vorige Volgende