Biekorf. Jaargang 21
(1910)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMengelmarenVan de DonkerklokkeGa naar voetnoot(1)WIJ ontvingen eene kaart van de koninklijke Vlaamsche Academie, geteekend G(aillard), waarop geschreven staat: Zie Edw. Gaillard, De Keure van Hazebroek, II, 181 en V, 296 (2e kolom.). Daar vinden we: II. 184. Donkerklok.- Een kinderlied nog heden te Brugge door de kinders gezongen en dat ons door den Heer Eug. Sanders, bediende aan het Staatsarchief, in Brugschen tongval werd medegedeeld, luidt als volgt: Zij je nie benauwd van 't doenkerklokje?
Zij je nie benauwd van Pietje-Pek?
Pietje-Pek zit up 't vertrek,
Met 'n vorten appel in z'n bek.
V, 296. Donkerklok (II, 184). Te vergelijken met boufclocke, diefclocke en wulveklok. In Vlaamsche zanten (St Nikolaas, 1899, 1ste jaar, bl. 154) komt het volgende rijmken voor: Zijt ge niet benauwd van de donkerklokke?Ga naar voetnoot(2)
Zijt ge niet benauwd van den biete-bietebouw?
Het verschilt heelemaal van dit, dat wij in ons IIe deel, bl. 184 hebben aangehaald. - ‘Is die Donkerklokke eene ingebeelde klok, of is het een geest, die al klingende de lucht doorvliegt?’, vraagt de schrijver van het artikel over de klokken waarin het bovenstaande rijmje voorkomt. In de benamingen Lichterschelle d.i. Dagschelle of Dagklok, en Donkerschelle d.i. Nachtschelle, avond- of nachtklok, zal, onzes inziens, de verklaring liggen. | |
[pagina 159]
| |
Zie ook De Cock en Teirlinck, Kinderspel en Kinderlust, IVe deel, bl. 251. Aan den uitleg Donkerklokke = Nachtklokke, volgens ons de beste en redelijkste, twijfelen wij niet; en dat de moeders er geesten bijbrachten om de kinders zonder moeite 's avonds binnen te houden, kunnen wij mede goed aanveerden. De Brugsche spreuk ‘Jan kijkt zwart: 't is gelijk 'n donkerklokke.’ (B. 1895, bl. 159) zal wel eene toepassing op 't eerste lid van 't woord zijn met de mengeling van 't kinderschrikbeeld: de donkerklokke. Is nu de familienaam (B. 1895, bl. 224) Donckerklocke, de klokkeluider of deze die zwart ziet laten wij maar achter. Iemand uitte 't gedacht dat donkerklokke zijn zou: donk = kasteel, kamer, donker hol... Dus kasteel - klokke; doch dat halen wij maar aan om alle klokken te laten hooren aan Biekorfs lezers. En nu om te eindigen laten wij hier volgen wat in de reeks ‘ingebeelde... of geesten’ komt. 't Werd ons toegezonden door E.H.J.L. die schrijft dat het gedicht komt uit de ‘Mélodies dédiées à la jeunesse, par Robert Schumann, avec traduction française par Victor Wilder’. 't Is dus van Duitschen oorsprong en 't werd verdietscht over jaren door E.H.J.C. | |
De wandelende klokkeDaar was een kind dat nooit geen voet
in 's Heeren kerke en stelde;
maar alle zondage even goed
ging spelen in den velde.
‘Aanhoort, mijn kind, het klokgeklop’
zei moeder menigmalen,
‘want gaat ge niet van 's zelfs, let op!
de klokke zal u halen.’
De jongen dacht in zijnen zin:
‘de klokke hangt zoo hooge!’
En seffens was hij weder in
den velde en uit der oogen.
Een zondag dat hij weêrom was
aan 't spelen in de lane,
daar komt de klokke en loopt zoo ras
naar hemwaard langs de bane.
Het kind loopt al dat 't rekken kan,
't is om den dood te smaken;
nog zeerder loopt de klokke alsdan,
't gaat in haar klauwen raken.
O wee! dan stelt het arme kind
zijn laatste kracht te werke;
en loopt nu daar het vrede vindt,
't loopt binnen in de kerke!
| |
[pagina 160]
| |
En sedert als de klokke luidt,
gedenkt het kind die lesse;
in éénen wenk is 't spelen uit
en 't spoedt hem naar de messe!
En un denk ik mag de donkerklokke rusten.
T.K. | |
Bijgeloove en AvergelooveVr. Weyu's grootvader zoude op Meertavond nooit gaen slapen zijn zonder de Meert eenen stoel te zetten aen de achterdeur, om de Meert er op te laten rusten. De reden? Om binst de Meertemaend niet te sterven. 's Morgens als grootvader opstond en wijwater genomen had om een kruys te slaen, zeyde hij: ‘Elk een goeden dag, - wellekom Meert, dat gij met mij niet weg en zeert, en tot het naeste jaer als 't God belieft, Meert. Dan zet ik u weder eenen stoel om op te rusten. ***
ALS 't vrouwvolk schuyfelt dan weent O.L.V., zei grootvader. Als de meyd schuyfelde dan sprak hij aenstonds: Hoor ik het nog dan kunt gij uw pak maken. ***
ALS grootvader 87 jaer was ging hij nog nuchter alle zaterdage naer Puyvelde om de O.L.V. mis te hebben, om van O.L. Vr. te hooren: ‘Welkom, mijn kind.’ ***
DE oude menschen zeyden ook nog als het hard waeide, dat gij de deuren niet mocht toeslaen, want dat gij er alsdan eeue geloovige ziel daer tusschen pletterde. ***
ALS gij eene ster uyt de lucht zaegt vallen dan moest gij zeggen, om eene geloovige ziel te verlossen: ‘Band, band, strooyen band, een geloovige ziel uyt den brand.’ Tevens moest men een strooy van den grond rapen. ***
OMHOOG in de schouw kijken, als 't hard waeyde, dat was God den Vader zijne oogen uyt kijken. ***
DE verkens alleen weten wat de wind is en bediedt.
Vr Weyn, St Niklaas-Waas. |
|