maat van den nieuwen bisschop. Onder andere bisschoppen waren daar aanwezig Mgr Brondel, van Helena-Mont, geboortig van Brugge.
Mgr Glorieux kwam te Boise aan den 12sten Juni 1885. Het zou ons te ver leiden het heerlijke zendingswerk te beschrijven, dat onze landgenoot als bisschop verricht heeft; zeggen we alleenlijk dat er, toen hij als bisschop in zijn Vicariaat toekwam, nog geen twee duizend katholieken te vinden waren, daar de katholieke bevolking heden tot bij de zestien duizend beloopt.
In zijn bisdom leven er ongeveer elf honderd katholieke Indianen. De oudste missie aldaar onder de Indianen gesticht, heeft haren oorsprong te danken aan E.P. Desmet, S.J., in 1842, en werd in 1878, om gezondere ligging, overgebracht tot hare huidige plaats, aan dewelke men den Vlaamschen naam geschonken heeft van ‘De Smet’, ter eere van den heldhaftigen stichter.
Sedert 26sten Augustus 1893 heeft Leo XIII het Vicariaat van Idaho verheven tot de weerdigheid van bisdom van Boise, dat zich over den Staat van Idaho uitstrekt.
Melden wij hier nog dat die streek van Idaho ook nog door andere landgenooten is bewrocht geweest. Reeds in 1868 werd Idaho tot Apostolisch Vicariaat verheven, en Mgr Lootens werd er Apostolisch Vicaris benoemd. Hij bestuurde zijn Vicariaat tot in 1876, jaar waarin hij, om gezondheidsredens verplicht was zijn ontslag te geven. Dan keerde het Vicariaat terug naar het bisdom Oregon, en werd alzoo na eenige jaren nogmaals door een Belg bestuurd, t.w. Mgr Seghers. Eindelijk in 1881 werd een nieuwe Apostolische Vicaris benoemd: Mgr Glorieux.
Aan onzen doorluchtigen landgenoot bieden wij, ter gelegenheid van zijn zilveren jubelfeest, onze hertelijkste gelukwenschen aan, hopende dat hij nog lange jaren aldaar het werk door onze Vlaamsche zendelingen begonnen, zal mogen voortzetten en voltooien.
J. Oorda. Adam in Ballingschap, eene letterkundige studie. Dendermonde, Veemarkt, 96 bl. Prijs: 1 fr.
Niet alleen omdat nu in Noord en Zuid de grootste belangstelling voor dit Vondelsche drama is waar te nemen, maar voor altijd ook mag Oorda's studie aanbevolen blijven. Over Rodenbach schreef niemand als hij, verleden jaar; over ‘Adam in Ballingschap’ heeft ook wel niemand het even meesterlijk gehad. Voor alwie hem niet kende of kent uit school- of vriendenomgang, heeft hij zich hierin geopenbaard als een wondere kunst- en Vondelkenner: Laten we hopen dat hij eerlang zijn belofte, in de eindnota, over het grieksche drama zal volvoeren, en nog meer, veel meer nog dan dit. En zeker zal dan in de wijde Nederlandsche wereld de bewondering stijgen, stijgen aldoor voor den man die in deze beide studiën enkel liet uitgeven wat een besloten kring al jaren van hem kreeg in te zien en te genieten, met nog menig ander ongeëvenaard schoons.
Arth. Coussens