Biekorf. Jaargang 21(1910)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Weemoed SOMS, als het grootsch geheim der naderende nachten de smalle lijnen van den einder uit komt breiden tot ééne oneindigheid, doorwandlen mijn gedachten, heel traag, de stille gaarde der vervlogen tijden, waar, halv'lings weggedoezeld in een blauwen nevel, de vage bloemen van verleden vreugden bloeien. Ze wandlen, traag en stil, bij teer-mystiek geprevel van zilvren manestralen die op zilvrig loover vloeien, tot plots een langzaam luider klinkend vogelzingen uit hooge erinn'ringsboomen peerlend komt gezegen: het streelend fluiten taalt van lang-vergeten dingen en wekt weer woorden op sinds lange doodgezwegen... Het zingt de vreugden ál die ooit mijn jeugd bezómden; [pagina 79] [p. 79] de kostbre blijdschapperels, lange reeds ontvallen aan mijn vervaalde kroon; de bloemen die eens stonden of nu in puin-vergane kindsverbeelding-wallen. 't Zingt al de wondre vreugden die mij ooit begroetten, doch, ongeacht - verstooten schoenen - henen treurden ver, verre weg, om nimmer meer mijn ziel te ontmoeten; 't roemt al de rozen die mijn levenshof ooit fleurden... Bedwelmend als een geur van exotieke blommen, is zoete weemoed weêr in mijne ziel gekommen.... Arm. Van Veerdegem Vorige Volgende