Maar die bladeren doen nog anderen dienst.
Bezie hoe zij, uit eenen wortel dicht tegen den grond ontsproten, ringsom uitstralen, en schuinsch omhooge gaan; kijk hoe die randen, licht-overgekruld, van elk blad, of 't ware, een gote maken, en 't zal u gemakkelijk zijn om verstaan dat de regen, in die bladergreppen nederschietend, stroomen moet naar den wortel toe: elk blad ligt uitgestrekt om water te vangen, en van al den dauw die 's nachts uit de lucht op zulke bladeren zinkt en gaat er geen druppelke voor den wortel verloren.
Verders komen er in het middenbeekske van elk blad menigvuldige andere, mindere leikes toegeloopen; want de zoomen van de bladeren, zoo gij ziet, zijn gekerteld, ook uitgehaald en hebben scheute naar het herte van het blad. 't Zijn zelfs die gebekte randen die, van verre aan gelijkend op leeuwensnakkers, aan 't gewas zijnen naam verleend hebben: leeuwentand heet het immers, dent-de-lion, en in 't engelsch, uit het fransch verdraaid: dandelion.
En nu dat wij met de groeze streke zijn, laten wij de spa in den grond steken en den wortel uithalen. Zoo gij ziet, gelijkt hij danig wel, op de verw na, die bleek-geel in stede van rood is, aan de wortels van Daucus Carota die gij dagelijks met warmen of kouden ‘bouli’ bij geheele mondsvullen onder uwen tand brengt. Die wortel is pijlrecht en hij dient, ten eerste, om de plant in den grond nagelvast te spijkeren. Daarbij is hij wel scherp uitgaande langs onder, maar dik langs boven en opgevuld met levensvoorraad die, met den aanstaanden zomer, smelten en dienen zal om bloem en zaad te helpen verveerdigen. Aan dien kloeken wortelstam hangen de echte wortelen, die haarfijne truizelen te weten, die open vezelen en overal heen in den grond booren, op zoek naar voedsel dat, opgezogen, in stam en blad gedreven wordt. Dat uwe bril wat sterker ware, ge zoudt hier nog iets anders kunnen aanschouwen, te weten dat het uiteinde van elk van die teedere zuigdraadjes gedekt en gedoken is, en, in zijnen onderaardschen tocht tegen alle kwetsende ruwheid