Mengelmaren
Boekennieuws
WEINIG katholieke kinders zijn er in Engeland die ‘Ethel's book’ niet kennen, het smakelijke en tevens zoo verheven dichterlijke kinderboek van Father Faber. ‘My dear Ethel’ zegt de dichter - want Faber was een goed dichter - in zijne opdracht, ‘suppose we take the Angels instead of fairies, and the Dead instead of ghosts, and then see how we get on?’
Onze kinderen lezen ook geerne en ze lezen geerne in hunne eigen moedertaal, als er maar zijn die willen schrijven voor hen. Van engeltjes lezen ze ook liever dan van drollen en kabouters, van afgestorvenen liever dan van spoken. Enwel, eenieder die Fater Faber's boek leest met de ‘tales of the angels’ moet vinden dat het percies iets ware voor onze kleintjes; de kinders in Engeland zijn er zoo zot van, dat het meêmoet naar bed 's avonds, en dat ze 't, gesloten in hun vuist, leggen in 't oorkussen onder hunne bleuzende kriekewangen; en ze droomen van Lilalpa en Oniato, van Wilfrid en van Edith Guido Gezelle die dat altemaal wist, had hem intertijd nog aan 't vertalen gezet van Ethel's book; het is niet geweten waarom, maar hij liet het steken na het eerste verhaaltje. De drie andere, ziju nu vertaald door Caesar Gezelle - en Ethel's book, verschijnt onder de naam: ‘Engelendale’ versierd met acht penneschetsen, in 't begin van 't komende jaar.
Het wordt hierbij den lezers van Biekorf aanbevolen.
IN Tk 19 van het loopende jaar vraagt gij wat de zichtkaarte bediedt waaronder er te lezen staat: Beverley - St Mary's Church. The flemish Priest's Room.
Het schijnt dat er vóór en tot de XVIe eeuw vele zaken gedaan wierden in den wollenhandel tusschen de omstreken van Beverley en Vlaanderen, en dat er alsdan vele Vlamingen gehuisvest waren te Beverley en er eenen vlaamschen priester hadden. Men toont er nog de twee kamers die dienden, de eene voor kerk, de andere voor sacristie en woonplaats.
P. Ontefract.
DE kinders, eer dat ze gaan duikerke spelen, tellen af wie de eerste zal moeten zoeken. De teller raakt beurtelings de twee vuisten van elken speler; voor zichzelf raakt hij den vuist en zijn voorhoofd, intusschen lament gevende van:
En iedereen die ‘knol’ krijgt, is verlost. De laatste aanblijver moet zoeken.
(Gehoord te Lier).