Pear; niets is zoo schuimig en geurig; niets kan een mensch een frisscher tint geven dan Pear; niets kan het gelaat zoo ontspannen of het even licht-losjes maken; ja, daar de uiterlijke vrije, blije ongedwongenheid ook niet is zonder invloed op de gemoedsstemming, ben ik bij ondervinding zeker dat Pear ook de ziel wat opgeruimder, levenslustiger maakt. Ik wasch er mijn heele hoofd mee, mijn gelaat en mijn hair en nog mijn handen en mijn borst. O, mijnheer, Pear's soap! Gij zult dat wel hebben gebruikt, wel zeker... maar neen, als ge het gebruikt hebt, dan moet ge het verschil noodzakelijk hebben opgemerkt. Pear's soap, mijnheer!’
Nooit had ik kunnen denken dat er zulke hartstochtelijke bewonderaars van zulke louter stoffelijke dingen in de geheele wereld te vinden waren. Nu, 't moest wel een van Pear's talrijke agenten geweest zijn.
Toch moet ik aan deze vervoerende lofspraak een en ander toevoegen: eerst en vooral, met het voorbeeld te Carlisle onder nummer 4, komt het me voor dat een Engelschman alleen dan uit zijn flegma opschiet als hij het heeft over zeer gewichtige zaken; ten tweede, niettegenstaande alles, scheen de tint van den man in niets die van andere stervelingen te overtreffen; ten derde, ik moet bekennen dat zijn ziel wel opgeruimd en levenslustig bleek, maar blijf betwijfelen of dit aan gezegde kracht te danken was; ten vierde, ik vermoed nog steeds dat hij door zijn hair beduidde de twee eenzame vlokjes die nog overbleven op zijn slapen; ten vijfde en ten laatste, het kan heel goed, ondanks zijn bewering, dat ik mij reeds met Pear's gewasschen had zonder nochtans de verandering bewust te zijn, want er is misschien niets in de wereld dat ik min zou kunnen waarnemen.
Zeep verdient hoogachting om haar onontbeerlijke noodzakelijkheid. En toch denk ik er niet op, tenzij mijn gedachten me naar 't kinderverleden terugbrengen, waar we soms zoo schoongekleurde zeepbellen oplieten. Maar ach! juist dit heb ik sindsdien leeren kennen als een beeld