Biekorf. Jaargang 20(1909)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Ontwaking HANK'REND ligt het veld te loeren naar het troebel morgenlicht; 't windje zit in 't blad te poeren, ademhalend als een wicht. Heind en verre staan de boomen, in het halve licht geheld, tusschen 't veie groen te droomen, als de wachten van het veld. Boomen, die malkander houden, vormen Westewaarts een band als ontzag'lijk donk're wouden, grenzen van een tooverland. Maar ten Oosten ligt, verbleekend uit de nevels, 't landschap bloot, reeds heel duid'lijk afgeteekend, in het groeiend morgenrood. Op de velden weegt de stilte in 't versmeltend nachtengrauw; rillend in de morgenkilte zakt het koren zwaar van dauw. [pagina 297] [p. 297] 't Oosten klaart en breede riemen rijzen trage rood als bloed; Wem'lend licht dat heft al striemen zet de kim in klaren gloed. Nu vergaat het nachtlijk prangen, door het levend licht vermand; schelle, klare vogelzangen kruisen over 't slapend land. 't Wordt allengskens nu een leven van gekraai en doof getuit en een weg en weder weven, van nog slap'rig stemgeluid. En op eens, daar rijst de zonne! Heerschende, vol ed'len trots, zaait zij glanzend licht en wonne, als een milden zegen Gods. Warden Oom Vorige Volgende