‘Papeschere doen’
IN talmerk II van Biekorf lees ik ‘Papeschere doen’. Dat spel bestaat in Voortkapel, parochie Onder-Westerloo, nog onder den naam ‘stekske blazen’.
Bij ons wordt 't stokske er ingesteken, niet gelegd en gansch bedolven in 't zand. Dan moet men het zand wegblazen en zoo 't stokske wegpakken met de tanden. 'k Geloof, 't staat me niet goed meer voor, dat de kinderen 't overhand moesten doen, en de kunst daarin bestaat, 't stoksken te kunnen blootmaken en wegpakken met éénen keer te blazen: Wie dus den sterksten adem heeft is de overwinnaar.
Nu ik toch bezig ben over zand: Bij ons thuis, kent men nog dees: men maakt een hoopje zand, plant er een mei op, en dan gaan de kinderen rondom staan hand in hand. Dan begint een rondedans om het zandhoopje, en terwijl men zingt ‘houdt in de wiggel’ tracht de een den anderen door stooten en duwen 't meiken van 't hoopken te doen stampen. Degene die 't hoopke omver stampt en zoo den mei, moet door de spitsroei: ge kent dat wel zeker? De kinderen staan op twee rijen geschaard en de ongelukkige (?) moet er tusschen door: eerst is 't blazen, op hoofd, aangezicht, enz.
Dan slaan met zakdoeken waar een knoop gelegd is, de meisjes gebruiken ook hunnen voorschoot.
Dan... spuwen! en er wordt gerocheld, gefluimd om ter meest.. Ge kunt weten hoe de kereltjes er soms uit zien.
Maar gewoonlijk is men zoo slim den frak of voorschoot over 't hoofd te slaan.
Nog iets:
'k Weet niet meer in welk talmerk sprak men van lijkstroo of zoo iets...
Bij ons worden die stroobusseltjes aan de O.L.V. kapellekens of beeldjes gelegd (in vorm van kruis) die staan naast den weg langs waar de lijkstoet is voorbijgegaan. Of staan er meer beeldjes, dan ontvangt ieder maar één of twee busseltjes naar gelang er veel of weinige beeldjes zijn.
Bij ons als men 't lijk naar de kerk brengt buigt men één knie en bidt aan iederen kruisweg (kruisstraat) een Vaderons, en stort een kort gebed, om te beduiden: ‘Gij zijt hier geweest, ge zult hier niet meer komen’ zoo legde mijn moeder dat toch uit, misschien een heidensch gebruik?
L. Verwimp, Antwerpen.