Hoe prettig is het niet dit te vernemen en te zien, met eigen oogen te zien, op een paar meter afstand!
Niet allerminst zijn ze vergaard bij het standbeeld van Breydel en De Conink. Daartoe hebben ze meer dan éen reden. Vooraf is het standbeeld zelf niet zoo gauw afgekeken, met beide helden en met de torentjes en gothieke letters, onderaan in 't marmer gebeiteld. Maar 't heeft ook zijn utilitaristische zijde: hoe zoo? Ja, even wereldvergeten alsof ze in hun home waren, laten ze zich maar neer op de trappen, van waar ze een heerlijken, kalmbewonderenden blik kunnen opslaan naar den Halletoren. Nergens kunt ge beter zitten om het Belfort te bekijken, en je zit er gratis en gerust, buiten de storing en het gevaar van karren en wagens. Zoo waar is 't: chassez le naturel, il revient au galop.
Beurtelings kijken ze hun reisboek in en na elke nota die ze er vermeld vinden, staren ze met den vilten hoed in den nek, omhoog en dan weer in 't boek en zoo voort. Daar zitten ze veelal op hun eentje de verschillende zijden van de groote Markt te bestudeeren; het kodakje wordt er op gehouden en in één, twee, drie hebben ze beet wat hun meest bevalt.
Eventjes moeten ze nog boven op 't Belfort. De hooge omheining ziet ge zoo elken zomerdag op toevallige uren met een krans gentlemen- and ladieskoppen bezet; ze moeten er wel een dubbele voldoening door bekomen het schoone landschap te bestaren, wijl Longfellow's poëzie het hun dichterlijk en niet anders doet beschouwen:
Thick with towns and hamlets studded,
And with streams and vapours gray,
Like a shield embossed with silver.
En als de torenwachter het hun wel en degelijk met engelschen klemtoon heeft aangewezen: That is Ostend and that is Blankenberghe, dan komen ze naar beneden, zelfvoldaan zonder min of meer.
Letterlijk overal zijn ze, ook om en buiten de stad.