| |
| |
| |
[Nummer 14]
| |
Plaatsnamen
Schopegem, op Zwevegem (W.-Vl.)
Bij Guyot Fr. Nouveau Dict. des communes, hameaux... du Royaume de Belgique, Bruxelles, 1883, staat Schopegem aangegeven als een gehucht van Zwevegem. Elders vind ik deze plaats niet vermeld, inzonderheid niet bij Jourdain: Dict. encycl. de géogr. histor. du Roy. de Belg., Bruxelles, 1868-69. Aan het bestaan van dezen naam valt er nochtans niet te twijfelen, want hij wordt bevestigd door den middeleeuwschen maagschapsnaam van Scoupeghem. Joos van Scoupeghem was een der slachtoffers die viel onder het zweerd der Bortoenen, tijdens de verwoestingen door deze laatsten aangericht, na den slag van Roozebeke in 1382. Aldus bij Em. Huys: Geschiedenis van Gheluwe.
Scoupeghem en Schopegem zullen toch wel een en 't zelfde zijn. Men zou, wel is waar, met verouderde spelling Schoupeghem, of, naar de regels der hedendaagsche spelling, Schoepegem verwachten. Doch men gelieve aan
| |
| |
te merken dat de Westvlaamsche ou (dat is u), uit ô voor lip- en keelklanken, tusschen Leie en Schelde uitgesproken wordt als ow. In dezen tweeklank is de o gesloten, dat is, zij heeft de weerde onzer zachtlange o; terwijl de w zeer vluchtig uitgesproken wordt, - ja, misschien soms teenemaal achterwege blijft. Het kenmerkende dan van de klankgroep is de gesloten o, en ik meen te mogen veronderstellen dat de spelling Schopegem aan deze bijzonderheid toe te wijten is. Dezelfde bemerking mag toegepast worden op Rokegem, voor Roekegem, vroeger eene heerlijkheid, leen, of iets dergelijks, afhangende van het kasteel van Kortrijk, en in de omstreken gelegen; en op Rokeghem, gehucht van Sinte-Mariën-Hoorebeke, al ligt dit op den rechter oever der Schelde.
Als oudnederlandschen vorm moeten wij *Skôpingahem aanstellen, afgeleid uit eenen persoonsnaam *Skôpo. Ter vergelijking biedt zich de Hd. naam Scopo, Scoppo (Först), die nochtans heel iets anders zijn kan. Waarschijnlijker, doch twijfelachtig, is verwantschap met den Westfaalschen plaatsnaam Scopingus, Scopingon, Scopingon, die in de 9de, 10de en 11de eeuwen vermeld staat bij Herm. Althof: Grammatik Altsächtischer Eigennamen.
Dit *Skôp - is zeldzaam en merkweerdig genoeg om een oogenblik onze aandacht te vestigen. Gij kent den germaanschen afklank a: ô, b.v. in woorden als:
Gras |
groeze |
haan |
hoen |
naam |
noemen |
varen |
voer(en) |
dragen |
droeg |
graven |
groef. |
Welnu, daar bestaat ook een werkwoord germ. *Skapjan, verl. tijd *Skôp, dat nog in het mndl. luidde: Scheppen, schoep. Naderhand is deze laatste vorm te loor gegaan en vervangen, nog in de middeleeuwen, door den analogischen vorm schiep. Dit werkwoord beteekent: ‘Maken, vormen, voortbrengen, tot stand brengen’,
| |
| |
eene beteekenis die geenszins ongeschikt is tot het samenstellen van eigennamen. Daarmede verbind ik dan vooreerst onzen naam *Skôpo, en, ten tweede, den Spaanschen naam Escapa. Deze is geenszins zeldzaam in de geschriften van de 10de en 11de eeuwen. Later is hij als persoonsnaam in onbruik geraakt; doch is hij als plaatsnaam misschien bewaard in Escapa (prov. Huesca), en voorzeker in Valdescapa (prov. Leon), ten jare 1095: in ualle de Scapa (V. Vignau: Indice de los documentos del Monasterio de Sahagun). Dit Spaansch Scapa, Escapa, wijst op een Wisigotisch *Skappa, dat in 't ondl. *Skappo zou luiden, met de gewone verdubbeling van den medeklinker in den eenstammigen naamvorm. - Bemerk nog dat de afklank a: ô zeer gemeen is in de eigennamen.
| |
*Mallegem.
Ten jare 1063, bevestigde Philips I, koning van Frankrijk, de stichting, door graaf Boudewijn V van Rijssel, van het kapitel van Harelbeke, en bekrachtigde de giften aan dit kapitel gedaan. Onder deze worden genoemd: de kerke van Harelbeke,
Capella de Suevengehem,
Altare de Mallengehem cum aecclesia,
Accclesia de Trellengehem (Desselgem).
Het oorspronkelijk stuk staat te lezen bij J. Ferrant: La Sépulture de Lideric, d'Ingelram et d'Audacer en l'église d'Harlebeke, Mémoires du Cercle historique et archéologique de Courtrai. Tome I. Courtrai, 1908. Nota, op bll. 63, 64. Dezelfde oorkonde, naar een vidimus van 1676, is weêrgegeven, Nota, bll. 67, 68, in het werk van den zelfden schrijver: Esquisse historique sur le culte et les reliques de Saint-Bertulphe de Renty, Bruges, 1897.
Daarna volgt, in dit laatste werk, Nota, bll. 70, 71, de goedkeuring van Boudewijn, bisschop van Noyon (en Doornik), nog in 1063; dit stuk somt de voornoemde goederen op in de volgende wijze:
Altare de Suevengehem,
| |
| |
Altare de Maldenghem,
Altare de Hulsta (!)
Deze oorkonde is getrokken uit Miroeus, die nooit te betrouwen is; ofwel, de schrijver zegt het niet duidelijk, uit den ‘Cartulaire d'Harlebeke’, die ten jare 1763, opgemaakt wierd door Jaak Augustijn Courtens, ontvanger van het kapitel van Harelbeke. Daaruit mogen wij besluiten dat de lezing Maldenghem (dat overigens Maldengehem zou moeten geschreven zijn) niet het minste vertrouwen verdient.
Zeker is het dat er een *Mallegem bestaan heeft; naar alle waarschijnlijkheid ergens op de grenzen van West- en Oostvlaanderen, tusschen Leie en Schelde. Dit wordt bevestigd door den Maagschapsnaam Van Malleghem, die te Oudenaarde en omstreken zeer verspreid is. Ik vind hem te Oudenaarde, Etikove, Nukerke, Melden, ook is deze naam gedragen door een persoon van Outrijve, doch deze is geboortig van Melden, en door een anderen van Torhout, die geboortig is van Oudenaarde.
Het woorddeel Mall- in *Malleghem, uit *Mallingahem, kan op verschillende wijzen beoordeeld worden. Hier volgt eene verklaring die menigeen wellicht aannemelijk zal vinden. Veronderstellen wij een indogerm. matlo-, (motlo-, mətlo-); dit kan beklemtoond zijn op de eerste of op de tweede lettergreep, niet alleen in het indogerm., maar ook in het alleroudste germaansch. Welnu, mátlo- (met klemtoon op de eerste lettergreep), wordt in het germ. Mathlo; Matló- (met klemtoon op de tweede lettergreep) moet Madhlo- worden; Madhlo- echter verandert, nog in het oud- en gemeengerm. tijdvak, in Mallo-. Alzoo hebben wij got. Mathl - verzamelingsplaats, Mathljan = spreken, nevens germ.-lat. Mallus, Mallare, Mallombergus, en den plaatsnaam Thiotmatli (nu Detmold) = volksverzamelingsplaats. Mathl-, later Mathal, Madal dient veelvuldig tot het samenstellen van persoonsnamen: Mathalardus, Mathelboldus, Madalgerus, enz.; en Maldegem, om 962: Madlingem, hebben wij teruggebracht
| |
| |
tot *Mathlingahem (Biek., 1908, bl. 324). Geen wonder, vinden wij daarnevens ook Mall- gebruikt, in namen als: Mallobaudes, Mallegundis, Leudomalla, enz., en in den plaatsnaam Mallingahem. Zoodat Maldegem en Mallegem toch eindelijk wel eenen en denzelfden oorsprong zonden kunnen hebben.
| |
Rollegem, bij Kortrijk (W.-Vl.).
Bij Ch. Mussely et Em. Molitor: Cartulaire de l'ancienne Église collégiale de Notre Dame de Courtrai, zijn de volgende vormen aangeteekend:
In 1195, Rodeleghem. - Oorspr. stuk, bl. 2.
In 1239, Rodelghem, 4 maal, bl. 89.
In 1269, Rodelghem, bl. 137.
Dezelfde vorm Rodelghem komt nog voor in een middeleeuwsch geschrift, aangehaald bij J.J. De Smet: Corpus Chronicorum Flandriae, IV, bl. 233, nota 19.
Dit alles brengt ons terug tot eene oudere gedaante Hrôthlingahem, zooals reeds opgemerkt is, Biek. 1908, bl. 132. Germ. hrôth- is vertegenwoordigd door on. hrôdhr = roem, ags. hrêdhr = roem, zege, got. hrôtheigs = zegerijk, enz., en is veel gebruikt in het vormen van eigennamen: Chrodo, Ruoda, Hrodebert, Hruotfrid, Ruodiger, enz.; uitgebouwd met een l-suffise: Hrodilo, Ruodila, Chrodelbertus, Rodelgardus, Rodelgis, enz.
| |
Rollegem-Kapelle, bij Ledegem (W.-Vl.).
Uit Histoire des Villes et Châtellenies d'Ypres, Cassel, Bailleul et Warnêton, par Warnkoenig-Gheldolf, Paris, 1864, vernemen wij dat er vroeger op het grondgebied van Zonnebeke eene heerlijkheid bestond, die den name droeg van Rolleghem; dat er de eerste kasteleinen van IJper waarschijnlijk heeren van waren, en den naam over brachten tot het grondgebied, genoemd het Rolleghemsche, gelegen binnen en buiten de poorten der stad IJper, en onderverdeeld in Stede-Rolleghem, S.-Jans-Rolleghem en Princen-Rolleghem. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze
| |
| |
naam ook overgegaan is tot Rolleghem-Kapelle, dat eertijds afhing van de Casselrie van IJper, en daarom heb ik Rollegem-Kapelle aan het hoofd van dit artikel geplaatst, alhoewel de hiernavolgende opmerkingen rechtstreeks alleen op het oude Rolleghem in Zonnebeke toepasselijk zijn. Als middeleeuwsche vormen van dit Rolleghem vind ik in L'Abbaye de Nonnenbossche, par Leop. Van Hollebeke, Bruges, 1865:
A. 1146: in domo domini VVulfrici, fratris Theobaldi de Rolenchem, bl. 61.
A. 1180: testibus... Teoboldo de Rolingem, bl. 63.
A. 1201: testibus... Galtero de Rolenghem, bl. 82. - Oorspr.
En in Inventaire... des Chartes et Documents... de l'ancienne Abbaye de Messines, publié par J.L.A. Diegerick, Bruges, 1876.
A. 1176: S(ignum) Walteris de Rolinghem, bl. XXV. - Oorspr.
Bij Warnkoenig-Gheldolf, bll. 208, 209, nota 3, lees ik:
On rencontre: en 1146, Ulfric, frère de Theobald de Rolenchem (Sander., II, 344, 373); Anselme de Rolinghem ou Rolenghem, sous Thierry d'Alsace, et en 1164 et 1167 (Chron. S. Nic. Furn., p. 82; Chron. de Dunis, p. 143; Duchesne, Guines, pr. p. 97); Walter de Rolleghem, en 1167 (Sand., II, 373; De Saint-Genois, Mon., anc., p. 474); Theobald de Rolleghem, en 1180 et 1182 (Sand., II, 344 et 373); un autre Anselme de Rolleghem en 1201 (Mir. III, 73); un autre Wautier en 1210 (De Saint-Genois, p. 414), et enfin un troisième Anselme, Seigneur de Rolenghien, en 1280 (ibid., p. 682).
Niet al deze vormen zijn even betrouwbaar; deze met ll schijnen onnauwkeurig, of moeten aan franschen invloed toegeschreven worden.
Het verschil van dit Rollegem, zonder d, met het voorgaande springt in het oog. Ook vereischt het eene afzonderlijke verklaring. Herinneren wij ons het taalverschijnsel dat wij bij Malleghem opgemerkt hebben, zoo mogen
| |
| |
mij nevens hrôthlo- een voorgerm. hrôdhlo- veronderstellen, dat zou overgaan tot hrôllo-, gelijk madhlo- tot mallo-; met dit merkweerdig onderscheid nochtans dat, om reden van den langen klinker ô, ll reeds in den gemeengermaanschen tijd vereenvoudigd is tot l. Dit geeft ons een oudndl. *Hrôlingahem, waaruit de historische vormen afgeleid zijn. Met het oog op de veelvuldig voorkomende middeleeuwsche spelling o voor oe zelfs in Nederlandsche geschriften, - eene spelling die regelmatig is in de latijnsche en fransche stukken, - kan men zich de ontwikkeling der beide Rollegem's volgender wijze voorstellen:
*Hrôth(i)lingahem, *Hruod(a)lingehem, *Ruodele(n)gem, Rodelghem (d.i. Roedelghem), *Roelghem, *Rolghem, Rollegem.
*Hrôlingahem, *Hruolingehem, *Ruole(n)gem, Rolenghem (d.i. Roele(n)ghem,) Roelghem, *Rolghem, Rollegem.
Vgl. Biekorf, 1908, bl. 132, en 1909, bl. 127.
En zouden beide Rollegem's niettegenstaande gewichtige historische afwijkingen in klankstand en ontwikkeling, in den beginne een en 't zelfde zijn, en op het einde ook op 't een 't zelfde weêr uitkomen.
Adzo
|
|