A. Pitcairn-Knowles. Ein neuer Sport. - Am Strande von Blankenberghe. - Die Woche. 1909, Bd. XI, S. 900-904, u. 1074-1077, mit Abb.
Twee opstellekens over onze vlaamsche kuste.
Daarin is sprake van 't badgetijde eerst in den Duine van S. Idisbald, dan ook op 't Strand te Blankenberge.
't Schijnt dat ze op de eerste plaats een nieuw spel uitgevonden hebben: ze zetten hen op een planke die vanboven van den duine afloopt, en ze slieren omleege: ein neuer Sport!
Te Blankenberge integendeel ‘auf der Plage’ en ‘auf der Digue’, daar is 't nog altijd oude leute: liggen weeken in 't water of liggen bleeken in de zonne, en alle vijf voet gaan eten. Onderander gaan eten op 't oogenblik ‘des “five o'clock” wie der Belgier sagt’.
Daar hebt ge bondig wat de vreemdelingen aantrekkelijks vinden op onze kuste: entwat heel oppervlakkigs.
Één dingen verwondert me: Waneer andere oorden, Engelsche of Duitsche of Fransche of gelijk dewelke beschreven worden, dan staat er doorgaans een woordeken bij, ookal een keer twee woordekens, over aard en dracht en doening en taal van 't volk van daar.
Van ons nooit.
Niet eens staat er, dat ‘Plage’ bij ons ‘Strand’ heet, en dat ‘Digue’ ‘Dijk’ is.
Waaruit komt dat voort?
Of 'n hebben we bijna geen eigenaardigheid meer over? En ons vlaamsche woorden, 'n laten we ze niet luide genoeg klinken?
't Zal wel dat zijn.
En die de schuld mag heeten van alles, is die vervreemde ‘Belgier’ van daareven, die ‘five o'clock-er’ daar, die den Vlaming overtaalt en overtiert tot in zijn eigen erve.
Enkel is de Vlaming nog goed om met ezels op Strand te staan. Als er dan iemand komt die hem een stuiver in zijn hand steekt, dan wil de Vlaming dulden dat men zijn dier overlade met stok- en hemzelven met kwinkslagen. Of liever dan treurt de ezel en zwijgt, en de Vlaming lacht, en is ermeê gevleid... op zijn eigen erve.
Ondertusschen lanterfanten andere Vlamingen over den dijk, en ze zweren in gebroken Fransch: ‘...Dat ze dien eersten daar niet en kennen’.
Leelijke Vlaming!
J.V.D.