Biekorf. Jaargang 20
(1909)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
Nieuwe kerk der Karmelieten te KortrijkMET 1907 begonnen de Ongeschoeide Karmelieten hun nieuw klooster op te bouwen langs den Aelbeekschen steenweg te Kortrijk. Met Oktober 1908 was alles klaar; op 6den December wijdde Mgr Waffelaert de nieuwe kerk in. Het ligt buiten mijne bedoeling hier de geschiedenis der Karmelieten te Kortrijk op te makenGa naar voetnoot(1). Vanaf 1663 treft men ze aan, als bestuurders der Karmelietersen. Hunne instelling ging ten gronde ten tijde der Fransche Staatsomwenteling, doch slechts tijdelijk. De Vlaamsche Karmelieten te Kortrijk waren, evenals hunne ordebroeders te Gent, te Brugge en te Iper, onder de kloostergemeenten die vroegst te herleven kwamen, en dit dank vooral aan hunne flinke inrichting en tuchtigen ordogeest: de storm kon den boom wel geeselen en zijne takken verstrooien, maar hem uitwortelen niet. Eens het orkaan voorbij, kwam ook de heerlijke opbloei van vroeger dagen terug; getuige daarvan het prachtig gesticht te Kortrijk. De nieuwe kerk is 56 m. lang op 20 m. breed en 24 m. hoog (middenbeuk); een ruim en grootsch gebouw met drie beuken in Herboortetrant der 18de eeuw (Korintische bouworde). Aan het uiteinde der middenbeuk komt het Sanctuarium - vierkant - overdekt met een bevallig koepelgewelf op sierlijke zuilen gedregen. Het koor der kloosterlingen is achter het altaar aangelegd, in het apsis der kerk, en zal met een betrekkelijk lage weeg van het overige kerkgebouw afgezonderd worden, zoodat niets het zicht op het apsis zal benemen of den samenhang breken. De buitengevel met zijn sobere versiering, zijn kleurenafwisseling van steen, is echt geslaagd; het klokkentorentje is echter veel te zwaar. Als we het nu aanvatten een woord te reppen over die kerk, dan moet het ook over den stijl gaan. We leven nog in een tijd van reactie tegen Renaissance, Barok en Klassiek, drie kunstuitdrukkingen die niet te verwarren vallen, en van gansch afwijkende beginselen uitgaan. 't Is nu ruim 50 jaar dat men die kunsten, al dooreen, in eenen adem, veroordeelt, banvloekt en doemt, zoodat we daar niets meer hoeven te zoeken dan heidensch, onkristelijk, uitheemsch, gemis aan logiek, valschheid en bedrog. Alle reactie lijdt, uit haren aard, aan overdrijven, en zoo is het hier. Laten we maar oprecht bekennen dat de vroege Hergeboorte en de Vlaamsche Barok ook heerlijke kanten hebben, en meesterwerken hebben voortgebracht. In onzen tijd van eclectisme mag het geen opzien baren dat men bouwt in Renaissance stijl; men bouwt wel Byzantijnsch, Romantisch en Gothisch in al hunne tusschensoorten en onderverdeelingen: men bouwt al wat in de geschiedenis der oudheidkunde tehuis hoort. Vast staat de 2de helft der 18de eeuw gekend als een periode van ziekelijke kunst; we hebben gelukkig weinig voor- | |
[pagina 172]
| |
beelden van kerkbouwen uit dezen tijd voorhanden: Harelbeke (Dewez, 1769) veraf de beste; het koor der voormalige abdijkerk te Zonnebeke (1769); de huidige Seminariekerk te Brugge (1775-1788)Ga naar voetnoot(1). Beschouwen wij nu de laastgenoemde: hoe arm een bouwtrant vergeleken bij de heerlijke kerken uit de voorafgaande tijdvakken! Men denke aan de oude Jezuitenkerken te Brugge, Leuven, Antwerpen, Namen; aan de prachtige abdijkerken te Averbode, Grimbergen, St. Pieterskerk te Gent, enz. Die armoe op het einde van 1700 mag hieruit afgeleid worden, dat het toen opkomende klassicismus den kunstenaar alle vrijheid ontnam. Niets blijft nog over van die vroeger vaak aangewende, soms meesterlijke, soms overdreven festoenen, loofwerk, prachtnissen en beeldfiguren: niets meer dan de sture wandmuren, eentonige, lijnvormige band en hoeklijsten of symetrische versieringsvakken. Alle leven schijnt systematisch dood gelegd. De nieuwe kerk te Kortrijk gelijkt niet slecht op een dier kerken uit de laatste helft der 18de eeuw. De beuken zijn, op de verhoudingen na, een trouw weerbeeld van de Seminariekerk te Brugge. We zeggen: op de verhoudingen na, en dit is het juist wat de kerk te Kortrijk zoo ver boven die te Brugge stelt. De kerk der voormalige Duinenabdij is zoo hoog opgetrokken, dat het in de nevenbeuken, en meteen aan de pilasters tusschen hoofd- en zijbeuken, aan oogvoldoende afmetingen ontbreekt. Die misberekendheid in 't bouwen is helder in het licht gesteld door eene moderne kleurenschilderingGa naar voetnoot(2). De edele verhoudingen het gansche kerkgebouw door, de keurige schikking van Sanctuarium en apsis, ziedaar wat men in de nieuwe kerk te Kortrijk voor best mag aanzien. Dat de vroegere Renaissance kunstiger is dan de hier aangewende stijl zal men gereedelijk toegeven, maar om in oude Renaissance te werken hoeft men niet alleen bouwerstalent, maar nog een zwierige teekenaarshand, een scheppingsgeest voor versieringsmotief, het juiste besef van het kunstgevoel dier tijden, al vereischten die zelden bij onze bouwmeesters aangetroffen worden. Voor de meubeleeringGa naar voetnoot(3), reeds werd de communiebank in de Kar- | |
[pagina 173]
| |
merskerk geplaatst. 't Is een eenvoudige leuning uit wit marmer op stompe balusters gedregen. Noch teekening, noch geest, alles bepaalt zich bij het onberispelijk gepolijste marmer! Nog is dit een kenteeken van de vervalperiode der 18de eeuw: kostbaar materiaal, en onbeduide- armzalige bewerkingGa naar voetnoot(1). Dat men toch zoo niet voortdoeGa naar voetnoot(2). Men vreeze niet de vroegere Herboortetrant van gezonder geest en snede voor de meubeleering aan te nemen; het uitzicht van den samenhang zal niet geschaad worden. Men ga zien hoe te Zonnebeke b.v. het oud altaarstuk en de jongere kerk schilderachtig samenwerken. Voor de weeg tusschen Sanctuarium en kloosterkoor denke men aan de kapelafsluitingen onzer oude kerken waar de marmertoon en het teerkleurig albaster met gouden opluisteringen zoo heerlijk de helblinkende koperen balusters afzettenGa naar voetnoot(3). |
|