Biekorf. Jaargang 20
(1909)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSinxenGa naar voetnoot(1)
ONENDIG diep, onmeetbaar hoog
welft over mij de hemelboog
zijn wijde kringen:
Een tempel, uit wiens hoogten daalt
de Zomergeest, die warmte straalt
door alle dingen.
De lentekoelte is nu voorbij...
't is 't zwoegend-heete zomertij;
de zonne regent
op veld en meersch heur stralen neer
waar 't al in rijpt, waarmeê de Heer
ons had gezegend.
| |
[pagina 153]
| |
Omzeng mijn lenden met Uw gloed,
o Zomergeest, die branden doet
het vuur des levens,
dat, voor den langen winterdag,
ik levensvoorraad hebben mag
en vreugde tevens.
En gij, o warme Liefdegeest
die zijt van God beloofd geweest,
kom neergezegen:
geef zielevrucht waar 't blomke leeft
dat uit de Leut van Paschen heeft
bestaan gekregen.
Vervul ons hert, doe 't branden van
de liefde Gods, die alles kan,
en 't al kan lijden;
dat in ons ziel het zomer zij
met ruime luchten, hoog en vrij
en warm verblijden.
A. Walgrave |
|