Biekorf. Jaargang 20
(1909)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdI.
WAT is het schoon in rijke jeugd te leven,
Zijn ziel te drenken in den wonnegloed
Van ideaal, met heel zijn kracht te streven
Ter hoogt' wier verre pracht ons weenen doet!
Mijn jeugd ik zou u voor geen schatten geven
Gij zijt de polsslag van mijn hartebloed,
Uw adem doet mijn ziel van geestdrift leven,
Uw hunkring maakt mijn dagen groot en goed?
Hoe zal het treurig wezen na uw sterven!
Hoe leef ik dan als ik uw pracht moet derven
Mijn lijf verkwijnt en krachtloos wordt mijn ziel?
Of zingen dan nog zalige gedachten
't Herdenkingslied aan 't grootsch en vast betrachten
En leeft men schoon nadat zoo'n jeugd verviel?
| |
[pagina 88]
| |
II.Neen, laat het mij onwrikbaar-sterk gelooven:
Uw woorden, Leopardi, zijn niet waar!Ga naar voetnoot(1).
Geen jaren kunnen 't ideaal ooit rooven,
Dat ik in 't diepste van mijn hart bewaar.
Een niet is 't leven zonder schoon beloven.
Verdwijne nooit de hoop als 't vluchtend jaar,
De hoop is een genade van hierboven,
Behoud de sehnsucht, last en vreugd te gaar!
En hopend strijden wil ik tot het einde
En of de kracht ook soms veroudrend kwijnde,
Uw zegening geeft sterkte en moed, mijn God!
De moede ziel naar hooger hoogte dragen
In grootheidszucht als van de jonge dagen:
Dat is een levenspijn, maar 't rijkst genot.
Arth. Coussens |