Mengelmaren
Aug. van Cauwelaert. Verzen. De vlaamsche drukkerij, Leuven. 1909. 94 bl. Prijs: Fr. 1.50.
Voor enkele maanden kregen we de ‘Voordrachten en verhandelingen’ van zijn broeder. Het verschil tusschen beide is opvallend. Frans schonk ons een boek vol wijsgeerig-diepe gedachten en machtig uitslaand gevoel: nu biedt August ons zijn boekje aan, waar ge heelemaal niet in aanraking komt met gedachtenpoëzie - dit woord laat ik staan -, wel met het stille gevoel van een teeder dichterhart. Het boek van Frans van Cauwelaert is er een dat ge als onwillekeurig luidop leest, met veerkrachtig armgebaar: dit van August leest ge bij voorkeur en als natuurlijk met zachte stem, in het droomerig schemeruur van den invallenden avond, beweegloos in uw zetel na 't lastige dagwerk. Want, met uitzondering van het eerste gedicht, is hier alles bescheiden stemmingpoëzie, veelal ontstaan wanneer de dingen vervagen bij 't wegzinken van het zonnelicht. Zijn verzen zijn in dit opzicht volop hedendaagsch en behooren dan ook toegevoegd te worden aan het lijvig repertorium onzer dichtvoortbrengselen uit de laatste dertig jaar. En daar mogen ze ontegenzeggelijk bij: want August van Cauwelaert is geen alledaagsche. Wel schijnt hij bijna uitsluitend door de modernen beinvloed, wel blijkt hij hun richting met ondubbelzinnige voorliefde toegedaan (zoo las ik ook vroeger van hem een huldeartikel op K. van de Woestijne), maar onhandig gaat hij toch niet te werk. Hij heeft iets wat menig modern dichter niet bezit: zijn lyrisch is be-leefd. Hij kent de spreuk: Si vis me flere, flendum est primum tibi ipsi, en zoo verwekt hij bij den lezer zeker geen tranen maar toch een dichterlijke ontroering. En dit bewijst dat August van Cauwelaert een echt dichter is.
Arth. Coussens.