Biekorf. Jaargang 20
(1909)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
Hulde aan onze beminde OudersGa naar voetnoot(1)ter gelegenheid van hunne Zilveren Bruiloft gevierd te Kortrijk op den eersten Mei 1891.
ACH! vijf-en-twintig jaar geluks, op deze wereld,
wie kander zeggen dat hij 't eens genoten heeft?
Wie is er die niet eer, zijne oogen volgepereld,
te dikwijls zeggen moet: Hoe bitter, voor die leeft,
is 't leven dag op dag, zijn al de levensdagen
den mensche, ellendiglijk geballingd in dit dal
van tranen! Zal niet eens één dag mij weeloos dagen:
één dag, dien ik, eilaas, tot tenden leven zal,
en zeggen: Heden was 't mij zalig, dank den Heere,
'k en kende maar geluk: dat morgen zulk een dag
mij opsta, willekom, en dikmaals wederkeere,
want 't leven is mij zoet, zóó vrij van allen druk!
Ach, ouders teergeliefd, wij durven 't heden zeggen,
gij waart gelukkiglijk, tot heden toe,
van 't algemeen geweld, dat komt in banden leggen
van droefheid al dat leeft en waakt, het leven moe!
gelukkiglijk gespaard, in uw' weerzijdsche liefde;
gelukkiglijk gespaard van God, in 't huwlijkspad,
waarlangs uw herte nooit een doorensteke en griefde!
gelukkiglijk gespaard, en van geen ramp gevat,
op kinders, huis of werk, maar met voorspoedigheden
gezegend, altijd voort, deez' vijf-en-twintig jaar,
die sluiten met den Mei, die openbloeit op heden,
en blij maakt u en ons, en heel ons huis te gaar!
Wat zullen wij, eilaas, nu God den Heere geven,
uit dankbaarheid, voor al zijn' goedheid? Anders niet
als 't geen hij zelve heeft ons diepe in 't hert geschreven,
en 't geen hij, God, daarin nu dankbaar blinken ziet:
de liefde, die wij hem zijn schuldig alle dagen,
en u gezamentlijk, die beide onze ouders zijt!
Die liefde zij u dan eerbiedig opgedragen,
en u, op dezen dag, voor eeuwig toegewijd!
o Ouders, zegent ons, want God heeft uwe handen
met zijne kracht vereerd, en u gesterkt daarmeê,
om ons, uw' kinders, ons, uw sterkste huwlijksbanden,
te zeeg'nen, zoo hij zelf u voor den autaar dee'!
o Zegent ons, en zij de dag in dank versleten,
de blijde bruiloftsdag, herhaald na zoo veel tijd:
noch weze 't immermeer van ons noch u vergeten,
dat gij, met ons te gaar, nu zoo gelukkig zijt!
G.G. |
|