Biekorf. Jaargang 20
(1909)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
[Nummer 4] | |
De koninklijke Vlaamsche kunst der ‘Arazzi’ ofte ‘Gobeleins’
| |
[pagina 50]
| |
Professor David Farabolini schreef in 1866 eene verhandeling daaroverGa naar voetnoot(1). Op blz. 33 lezen wij: ‘Met ware verrassing bewondert men erin die fijne afteekening der gedaanten in duidelijke en sierlijke verscheidenheid; die ledematen, zoo tenger, zoo slank, zoo lief; die teedere zoete gelaatstrekken, vol innemende schoonheid; die lange blonde haren, die in bevallige malsche lijnen nedergolven, oftewel samengevat zijn in gekroesde of gevlochtene haartrossen; en die Engelenvleugelen, allen van onderscheidene, zoo levendige kleuren, schitterende van goud en zilver, prachtig! in al dat statig roeren en bewegen vol kunst, verscheidenheid van gedacht en gedaante, en indrukwekkende ingetogenheid.’ En op blz. 47: ‘Men beschouwe verder die frissche, weelderige wijze van drapeering, die zich langs alle kanten in overschoone vouwen en smaakvolle randteekeningen uitspreidt; die regelmatigheid, die overeenstemming van kleuren, nu eens levendig of dof, dan meer schitterend of schaduwrijk; en hetgeen ons meest bekoort, is wel die eigenaardige tintafwisseling. De kunstenaar gaf hier blijken eener buitengewone behendigheid en begaafdheid, alsook van een eindeloos geduld en onwankelbaren iever. Zeker had hij de natuur niet beter met het penseel, in alle hare gedaanten en afwisselingen kunnen afschetsen, gelijk hij ze hier in leven en waarheid ten aanschouwe gaf.’ In zijn overschoon prentenboek van Vlaamsche ‘arazziGa naar voetnoot(2) spreekt heer Pietro Gentili volgenderwijze over de Vlaamsche primitieven, wier meesterstukken door onze landgenooten zoo wonderwel in wandtapijten werden nagemaakt. ‘De eerste Vlaamsche kunstschilders, die door hunne tafereelen zoo'n grooten luister en roem bezorgden aan de wandtapijtnijverheid in Vlaanderen, waren de gebroeders Jan en Huibrecht Van Eyck. De eerste is meer bekend | |
[pagina 51]
| |
onder den naam van Jan van Brugge (= Burgis, Bruggia, Bruga). ‘Deze wondere kunstenaars wisten in hunne teekeningen de overgroote moeilijkheden te overwinnen die de kunst der wandbehangsels doorgaans vergezellen, en hunne mystieke voorstellingen schijnen te leven. Hunne werken waren de vrucht der verhevenste gedachten en der hoogste geestesbeschouwing; ze zijn voor de nageslachten blijvende getuigenissen van hun diep, christelijk geloove. ‘Hunne tafereelen leveren de heerlijkste gezichten op, die men te vergeefs op onze dagen zoekt na te volgen. Zij alléén bezaten het geheim, de wezens zóó volmaakt mogelijk weer te geven, tot in de minste bijzonderheden toe, dank zij hunne krachtige, steeds overeenstemmende, overprachtige verfmenging. ‘De werken van deze beroemde schilders vonden tal van navolgers, niet alleen in Vlaanderen, maar in vele andere steden van Europa, voornamelijk in Frankrijk en Italië. Men schilderde er opzettelijk tafereelen, om ze door de Vlaamsche ‘Arazzieri’ in wandtapijten te doen overbrengen. ‘De Van Eyck's stelden gewoonlijk mystieke daadzaken voor uit het Oude Testament, doch met moderne wezenstrekken, en omgekeerd, gebeurtenissen van hunnen tijd met personen uit de Oudheid’. Voormelde Paus Julius de IIde schonk insgelijks aan de kapittelheeren van S. Maria de Meerdere een Vlaamsch wandtapijt van groote weerde, niet alleen om zijne zeldzaamheid en zijnen ouderdom (uit de XIVe eeuw), maar inzonderheid om de bekoorlijkheid der teekening en de fijnheid van het weefselGa naar voetnoot(1). Het stelt het Goddelijk Jezuskind voor, op den schoot der Moeder Maagd. Jan van Brugge was de ontwerper van dit heerlijk tafereel. Toen het Liberiaansch Kapittel in 1869 dit wandtapijt na de noodige herstelling aan Z.H. Pius den IXn aanbood, | |
[pagina 52]
| |
ter gelegenheid van zijn gulden Jubelfeest, werd het in de Romeinsche tentoonstelling der pauselijke geschenken op de eereplaats gesteld. 't Was het heerlijkste sieraad dier wederlandsche verzameling, en droeg de algemeene bewondering wegGa naar voetnoot(1). Tegenwoordig kan men het bezichtigen in eene der Borgiazalen van het Vatikaan. In 1531 maalde Raphaël van Urbino, de wereldberoemde pauselijke kunstschilder, 24 tafereelen met het Leven van O.L.H. en dit der Apostelen. Zij werden vervolgens naar Atrecht gestuurd, als toonschetsen voor de Vlaamsche meesters die ze in wandtapijten overbrachten. Twee leerlingen van Raphaël, Bernard Van Orlay, van Brussel, en Michel Coxis, van Mechelen, bestuurden de werken. Vandaar een zeker verschil in de uitvoering. Enkele ‘arazzi’ zijn de trouwe afbeelding van 's meesters werkwijze; andere integendeel vertoonen duidelijk den stempel van de nieuwe school, waarvan die leerlingen ieverige voorstanders waren. Was het de kunstminnende Paus, Leo de Xe zelf, die ze bestelde in de Atrechtsche wandtapijtfabriek? De randteekeningen in bronskleur der eerste reeks dragen weliswaar het merk zijner levensdaden, doch het is geweten, hoe koning Frans de Ie ze den Paus van Rome schonk in dankbare hulde, ter gelegenheid der plechtige heiligverklaring van zijn beschermheilige, S. Franciscus a Paolo. Voorwaar, een koninklijk geschenk! Iedere ‘arazzo’ kostte 17.000 fr. en was prachtig doorweven met gouden en zijden draad. Geschiedschrijver Vasari, in zijn voornoemd werk, IIIe boek, 3e blz., en ridder Moroni, in zijne uitgebreide kerkelijke geschiedenis, VIIe boek, blz. 315Ga naar voetnoot(2), noemen de kunstwerken onzer Vlaamsche meesters ‘un miracolo, piuttosto che artificio umano’. Zij werden voor de eerste maal tentoongesteld in de Sixtijnsche kapel te Rome, op St Stefanusdag (1519). | |
[pagina 53]
| |
Hier heft de heer Pietro Gentili een lofzang aan vol geestdrift ter eere van onze Vlaamsche kunst en kunstenaars. ‘Onmogelijk ware 't U een juist gedacht te geven over deze wonderbare weefsels. Wij verklaren dat alwie het geluk heeft, ze te bezichtigen in de Vatikaansche Arazzi-gaanderijGa naar voetnoot(1), verbaasd en opgetogen de handen ineenslaat, en met ons, vakmannen, vol moedig moet bekennen: dat deze Vlaamsche wandtapijten geen menschenwerk zijn, maar wonderen in de kunst. ‘De Vlaamsche ‘Arazzieri’ waren de volmaakste technische uitvoerders der hun voorgestelde tafereelen. ‘De kunst is hun eeuwigen lof verschuldigd. ‘Deze oude Vlaamsche wandtapijten bevatten het verhevenste en het volmaakste dat men uitdenken kan. | |
[pagina 54]
| |
Paus Gregorius de XIVe verrijkte voormelde gaanderij met drie andere zeldzame ‘arazzi’, waarvan twee uit de XIVe en een uit de XVe eeuw. Hunne weefsels zijn uiterst fijn opgemaakt. Volgens de meening van vele kunstkenners zouden de eerste (de Kalvarieberg), en de tweede (de rust in Egypten), afbeeldingen zijn der meesterstukken van Huibrecht Van Eyck, die stierf omtrent het jaar 1426. De derde is gemaakt naar het beroemde meesterstuk van Raphaël (Jezus verbeeldende, die den Kalvarieberg bestijgt). In 1866 gelastte Z.H. Pius de IXe heer Pietro's vader, ridder Heraclito Gentili, met de herstelling der Vatikaansche ‘arazzi’. Deze kunstlievende Paus vermeerderde de wereldberoemde verzameling met een klein, allerkostelijkst wandtapijt uit de XVe eeuw, - Jezus' val onder het Kruis - Hem geschonken door de kapittelheeren van S. Maria in Trastevere. Verders, in de ‘Sala Matilda’ van het Vatikaan bewaart men zorgvuldig een reusachtig Vlaamsch wandtapijt van groote weerde, te weten: het Laatst Avondmaal, naar Leonardo da Vinci. Koning Frans de 1o schonk het in 1533 aan Paus Clement den VIIn, toen deze te Marseille het huwelijk inzegende van zijn nicht, Catherina de Medicis, met Hendrik van Orleans, 's Konings zoon. Ook in de Borgiazalen treft men drie Vlaamsche ‘arazzi’ aan: die der Bruiloft van de H. Katharina, bij den ingang, munt boven de andere uit om hare kleurenpracht. Een woord als slot. Schrijver had het overgroot genoegen den Weledelen Heer Gentili te ontmoeten in zijn Vatikaansch werkhuis (Cortile di San Damaso, rechts aan den ingang). Als Vlaming was hij hem dankbaar om zijne vleiende lofbetuigingen jegens de Vlaamsche kunstenaars. ‘Waarheid is waarheid, recht is recht! Ja, Europa dankt deze koninklijke kunst aan uwe beroemde landgenooten. En eilaas, hoe diep is zij vervallen op onze dagen. ‘E un arte che muoie!...’ en droef zuchtte de edele kunstenaar. Vernemende dat ik Vlaming was en het inzicht had in | |
[pagina 55]
| |
Biekorf daarover iets te schrijven, schonk de goedhertige man mij dadelijk de verzameling van al zijne werken, over ‘De Koninklijke Kunst der Arazzi’, ofte wandtapijten. Bij het lezen van deze werken dacht ik dikwijls aan mijn landgenooten, aan onze verstandige en kundige ambachtslieden, ware kunstwerkers. Zou er geen middel kunnen gevonden worden, zouden er b.v. geen reisbeurzen kunnen gegeven worden, om hun toe te laten deze edele ‘vaderlandsche’ kunst hier te komen aanleeren en beoefenen? Ware 't onmogelijk zoo eene school in ons land op te richten? Wanneer ook schrijft onze Vlaamsche Akademie de prijsvraag uit voor eene volledige geschiedenis van de Vlaamsche kunst der ‘Arazzi’ ofte Gobeleins? De toekomstige schrijver zal goed doen de rijke oorkonden-verzamelingen van Italië te komen raadplegen, o.a. te Ferrara, Florentië, Venetië, Correggio, Perugia, enz. Eindelijk nog, de Vlaamsche bedevaarders, die de Eeuwige Stad en het Vatikaan bezoeken, mogen nooit nalaten er de gaanderij der ‘Arazzi’ te gaan bezichtigen, waar de prachtigste meesterstukken hunner voorouders, tot den dag van heden, den diep christelijken zin der Vlamingen, alsmede Vlaanderen's kunstroem zoo heerlijk verkonden.
Remo |
|