| |
| |
Plaatsnamen
Oordeghem (Oostvl.).
Bij Fay. vindt men Ordengem, bl. 123, behoorende tot het midden of tot de tweede helft der 11de eeuw; en Ordenghem, ten jare 1281, bij V. Lok., bl. 403.
In dezen naam erkennen wij den Westgerm. stam ordo-, die op zijn eigen voorkomt in den persoonsnaam Ordo, en als eerste lid in samenstellingen als Ordwig, Ordoin, Ordulf, enz. Westgerm. ordo- beteekent ‘punt, spits, bepaaldelijk van een zweerd of een ander scherp wapen.’
| |
Otterghem (Oostvl.).
A. 1036: Ottringhem, V. Lok., bl. 82.
A. 1123: Ottrengem, V. Lok., bl. 125.
Aa. 1138-59: Ottregem, Fay., bl. 159.
A. 1281: Oterghem, V. Lok., bl. 402.
Deze naam blijft duister. Voorloopig kan hij vergeleken worden met Ooteghem, en mogelijk kan het gezegde bij Landerghem en Malderghem hier toegepast worden.
| |
Pikkelghem, op Deftinghe (Oostvl.).
A. 1003: Picclingehem, Picclingehim, Fay., bl. 101, V. Lok., bl. 71.
A. 1036: Pitelinghem, V. Lok., bl. 82. - Lees Piccl-.
A. 1036?: Picclingim, Fay., bl. 114.
A. 1040: Picclingem, V. Lok., bl. 86.
| |
| |
Deze oordnaam is afgeleid van een verkleinvorm *Pikkilo, behoorende bij de persoonsnamen Picco, Picca, Piccho, Pike, die bij Först, onder Big en Bic aangegeven zijn. Pik-, pikk- mogen aangezien zijn als natuurklanken, die tot het vormen van eigennamen aanleiding gegeven hebben. In pikk- is de klinker natuurlijk kort of verkort; in pik- kan hij lang zijn, en de geslachtsnaam Pycke kan aan een ouder Pîko beantwoorden.
| |
Peteghem, naam van twee gemeenten in Oostvl., te weten van P. bij Audenaerde en P. bij Deinze, en daarenboven van een gehucht op Melle, in dezelfde provincie.
A. 1034: Petengem, V. Lok., bl. 78.
A. 1108: Petenghem, V. Lok., bl. 115.
Bij Först, staat de naam Pito onder Bid aangeteekend; daaruit wel *Pitingahem, Peteghem. Pit- zal ook wel een natuurklank zijn.
| |
Poteghem, gehuchten kasteel op Waereghem (Westvl.).
A. 966: Pottingehim, Fay., bl. 66, V. Lok. (ad A. 964) bl. 38.
A. 965: Potingehem, Fay., bl. 79, V. Lok., bl. 42.
De namen Puto, Poto, bij Först, onder Bod aangegeven kunnen wederom afgeleid zijn van eenen natuurklank. - In zijnen ‘Index nominum et locorum’ schrijft Fayen uit verstrooidheid: Poteghem... dépendance de Worteghem, Flandre Occidentale, waar de goedgunstige lezer Worteghem wel zal willen vervangen door Waereghem.
| |
Ramaringahemia.
Onder koning Lodewijk den Vrome en abt Einhard, 814-840, en volgens de Annales Blandinienses, ten jare 830:
Handschr. A: Ramaringahemia, Ramariggahemia, Fay., bl. 29, V. Lok., bl. 12.
Handschr. B: Ramarinhemia, Ramaringhemia, Fay., bl. 28.
Uit den text blijkt dat deze plaats eene afhankelijkheid was van Machelen bij Deinze.
| |
| |
In Ramar- kunnen wij eene r- afleiding zien van ram-, ofwel den samengestelden naam Ramhari(us), bestaande uit de stammen ramo- en harjo-. Harjo-, bewaard in ons woord ‘heer, heerschaar’, wil zeggen ‘leger, volksschaar’; ramo- vindt men in het oudnoordsche bijv. naamw. ramr, rammr, dat de beteekenis heeft van ‘sterk’.
| |
Ruminghem (Pas-de-Calais).
A. 966: Rumingin, Fay., bl. 64; V. Lok. (ad a. 964): Ruminghem, bl. 38.
A. 981: Rumingehim, Fay., bl. 89; zelfde jaar, bij V. Lok., Rumingehem, bl. 50.
A. 1037: Rumingehim, Fay., bl. 107; zelfde jaar bij V. Lok., bl. 84: Rumingehem.
Deze plaats is aangegeven als liggende in pago Taruennico.
Voeg daarbij uit de Chartes de S. Bertin, Biekorf, 5de jaar (1894), Bijblad, xxvii: Rumingahem, in de jaren 844-64 en 877.
Men zou genegen zijn dezen naam tot *Hrômingahem terug te brengen; doch de afwezigheid der ingaande h in de eerste helft der 9de eeuw, en vooral de bestendigheid der u van de vroegste tijden tot heden toe, veronderstellen eenen stam rûmo-, die in eigennamen, zoo ver ik het heb kunnen nagaan, niet gebruikelijk is. Of mogen wij eene dissimilatie m-n voor n-n, Ruminga- voor Runinga- aannemen? Rûnô = ‘rune, geheim, geheim gesprek’, dient tot het vormen van persoonsnamen: Runfrid, Runger, Runlind, Bauderuna, Childeruna, Wolfrun, enz., en afzonderlijk gebruikt: Runo, Runilo.
| |
Seeverghem (Oostvl.).
A. 966: Sewaringahim, Fay., bl. 63. - V. Lok. (ad a. 964): Seuuaringahem,
A. 941: Seeverghem, V. Lok., bl. 22. - Slecht afschrift.
A. 1037: Seuaringahem, V. Lok., bl. 84.
| |
| |
Aa. 1114, 1124, 1140, 1150: Seurengem, V. Lok., bll. 119, 127, 138, 144.
Aa. 1120, 1174: Seuringhem, V. Lok., bll. 123, 182.
A. 1156: Sewerengem, V. Lok., bl. 149.
A. 1164: Sevreghem, V. Lok., bl. 166. - Afschrift.
A. 1168: Sewergem, Fay., bl. 185. - V. Lol., bl. 176: Seuuergem.
A. 1227: Zeeuwerghem, V. Lol., bl. 258.
A. 1230: Seewerghem, V. Lok., bl. 262.
A. 1245-70: Zeverghem, V. Lok., bl. 277.
Aa. 1246, 1249, 1281: Zewerghem, V. Lok., bll. 278, 290, 394.
A. 1411: Zeeuwerggem, V. Lok. II, bl. 167. - Oorspr.
A. 1517: Zeeverghem, V. Lok. II, bl. 344.
Sewaringahem zal afgeleid zijn van Sêwhari(us) of eene door middel van een r-suffix uitgebouwde gedaante van Sêw-, ouder Saiw- = ‘zee’, een woord dat inderdaad nu en dan schijnt gebruikt geweest te zijn om eigennamen te vormen.
| |
Siringim.
A. 970: Sirinyim, in pago Bracbantensi, Fay., bl. 82, V. Lok., bl. 44.
A. 988: Siringhem, alodem, V. Lok., bl. 58. - Uit den text is op te maken dat deze plaats in het Land van Aelst gelegen is.
Gansch verkeerd is de meening van Fay., die Siringim wil wedervinden in Seeverghem.
Bij de Goten, vooral bij de Wisigoten, vindt men niet zelden een woorddeel Sis- bij samengestelde persoonsnamen: Sisebutus, Sisibertus, Siseguntia, Sisenanthus, enz.; daaraan kan een Westgerm. Sir- beantwoorden, dat werkelijk schijnt voor te komen, in namen als Sirobald, Siriuald (een Franke), bij Först. Daarvan kan ons Siringim afgeleid zijn. Wat de beteekenis betreft van dit Sis-, Sir-, men vergelijkt ohd. Sisuwa, Sisua = ‘Naeniae’, Sisesang = ‘carmen lugubre’, oudsaks. de sacrilegio
| |
| |
super defunctos id est dâdsisas, enz. Het woord schijnt verwant met l. sermo uit *sesmo (vlg. Casmena nevens Carmen).
Adzo
|
|