Biekorf. Jaargang 20
(1909)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGenesareth!Ga naar voetnoot(3).
Genesareth! Hoe schoon moest door dien avond wezen
Hoe diep het stilzijn van uw uitgestrekte meer
met 't bleeke beeld der maan in gouden lucht gerezen
met 't blinkend ongetal van 't lichtend sterrenheer.
Het zeil hing lang den mast en stil de riemen lagen
daar Jesus, moêgewrocht, zat slapend in de boot;
de apostels rondom hem door 't zilverig water zagen
het 't evenbeeld des hemels in zijn diepen schoot.
| |
[pagina 25]
| |
Hoe op een ijskoud blad
in stijve staven gieten
den storm van driften die
een menschelijk hert doorschieten?
't Is wat men grijpen wil
voor 't grijpen veel te groot
de branding briescht daarbin
en wat men grijpt is dood!
Geen woord of 't berst, te zwak
voor 't stormig driftenjoelen!
Neen... staat gij zelf ontvlamd?
Dan eerst kunt gij gevoelen
al 't heete van den brand
in 't hert dat openbreekt
voor 't nooit te blusschen vuur
dat er die tocht ontsteekt!
Ga zoekt geen zonnebrand
op 't ijs van 't grimme Noorden
en wacht geen gudsend bloed
uit 't bleeke vat der woorden!
Kom! dicht bij mij gestaan,
uw herte al jagend op
mijn jagend herte en voel
hoe zwaar, daar, klop na klop,
mijn borst te bersten dreunt,
en wil me dan nog vragen
of brooze woordenbast
zulk beuken kan verdragen!
*** Een is alleen bekwaam dit stormen te bedaren,
Een, wiens gebiedend woord de winden temt, en baren
met hittig schuim dat op hun grimme kammen lilt,
tot effen spiegelvlak, tot kalme schoonheid, stilt.
Als Hij, genadig, wil te bodem nêer te schouwen
in 't omgeroerde diep uws herten, wil vertrouwen
| |
[pagina 26]
| |
geene woorden dan. Een zucht! want Hij die taal verstaat,
door 't gieren van den storm een enkele zucht volstaat.
Ontwaken doet het Hem ter plaatse waar Hij lag
in sluimer en van waar Hij u aan 't worstelen zag.
‘Blijf stil daar, storm! en gij gaat liggen wind!’ zegt Hij,
‘Geeft, kleingeloovig kind, uw brandend herte aan mij!’
Caes. Gezelle |
|