| |
| |
| |
[Nummer 2]
| |
Kongoleesche Fabels
DE Luipaard en de Gazelle zijn twee dieren, die op onze jonge kolonie thuisbehooren. Den lezer zijn zij min bekend; want niemand zal beweren dat men den aard en den levenswandel van een dier, zijn ommegang met andere dieren en menschen kent, omdat men het een paar stonden op een plaat of print aanschouwd heeft; en zelfs al hebt gij uwen frank betaald om een geheele nanoen in den vermaarden dierentuin van Antwerpen rond te wandelen, nog durf ik staande houden dat Luipaard en Gazelle niet tot uwe kennissen behooren. Het plompen en plassen der oorrobben achter den toegeworpen visch of het knagen van den grollenden leeuw aan den bebloeden schenkel zal u wellicht ook aantrekkelijker geschenen hebben dan het heen en weer trappen van die reusachtige gevlekte kat met grijnzende tronie of het onnoozel opkijken der weerlooze gazelle voor de traliën van haar beloop.
En wilt U een afdoende reden voor onze onwetendheid
| |
| |
nopens de uitheemsche dieren, herinnert U ‘De leeuw in het beestenspel’ door Nicolaas Beets: ‘Ab uno disce omnes.’
Voor onze zwarte medeburgers zijn Luipaard en Gazelle van grooter bedied dan Leeuw of Olifant. Zij spelen de hoofdrol in hunne fabelleer en leggen den neger meer dan een woord wijsheid op de lippen. Zij zijn voor hem wat Vos en Beer is in ons middeleeuwsch dierenepos. De verschillende diersoorten hebben in Kongo evenals in andere landen hun eigen karakter, juist lijk ieder mensch het zijne heeft. En om de overeenstemming, die bestaat tusschen de karaktertrekken van sommige menschen en dieren, hebben de negers, lijk de klassieke volkeren en onze voorouders, de persoonlijkheid der menschen op zekere dieren overgedragen. Deze doenwijze geeft meer vrijheid om hoogergeplaatste personen, waar men anders niet aan kan, de les te spellen of hunne gebreken over den hekel te halen.
Doch het zal u misschien vreemd doen opzien, als ik u zeg dat het de Gazelle is en niet de Luipaard, die met de slimheid van Reinaert de Vos bedeeld is en dat daarentegen de dwaze grootspraak van Bruin den Beer op den Luipaard is overgegaan. 't Is dat de neger ze anders heeft leeren kennen dan in een kermistent: hij heeft in de Gazelle niet alleen een heel lief beest, met fijne, lichtvale huid gezien, maar vooral het wakkere dier, vlug op de pooten, dat u voorbijschiet als een pijl; integendeel ontwaart hij den lompen Luipaard die heimelijk op buit rondsluipt en vruchteloos de lichte Gazelle najaagt.
Gedurende mijn verblijf in Kongo heb ik de gelegenheid gehad een rijken oogst fabels en legenden op te doen, die ik gedeeltelijk heb laten verschijnen onder den naam: ‘Uit den Kunstschat der Bakongos’. Die schat is verre van uitgeput te zijn. En daar de fabels, waarin Luipaard en Gazelle op den voorgrond treden, zoo talrijk zijn, ware het niet onmogelijk dat ik ze nu of later in één boekdeel verzamele onder den naam der hoofdspelers.
| |
| |
Daar gelaten de eenheid van het werk, mocht deze verzameling als de ‘Reinaert de Vos’ der Kongoleezen aanschouwd worden.
Een specimen der fabels van dit slach laat ik volgen:
Verhaal van Meester Luipaard en Meester Gazelle |
Kimpa ki Ma Ngo ye Ma Nsiesie |
Meester Luipaard en Meester Gazelle gingen in een dorp wandelen. Zij ontwaarden er een schoone jonkvrouw en zij wilden met haar trouwen. Zij vroegen aan de bezitters van het meisje, alzoo: Bepaalt den prijsGa naar voetnoot(1), omdat wij met uw dochter willen trouwen. |
Ma Ngo ye Ma Nsiesie be lengi kuau muna gata. Basengomuene ndumba impwena, bau bazolele bankwela. Bu bayuwele ku bamvwa muan' au nkento, nde: Ludia nzimbu, mu diambu tuzolele tukwela muan' eno nkento. |
Zij, alzoo: Neen, wij, wij bepalen u geen prijs voor ons meisje; maar ieder mensch, die met haar wil trouwen, dat hij een levend boschdier brenge, dat men niet gedood heeft. |
Bau, nde: Nkwa, beto muan' eto nkento ka tukundila nzimbu ko; kansi yonso muntu ukunkwela, katwala mbisi mfinda imoya, yonso ka bagondele ko. |
Meester Luipaard en Meester Gazelle, alzoo: 't Is wel.
En zij gingen. Meester Luipaard zette zich neêr op een kruisweg. Toen hij een dier zag, dat voorbijschoot, vatte hij het, doodde het en ging het dragen naar de verwantschap. Zij, alzoo: Wij, wij hebben u gezegd, breng een dier dat niet dood is. Dus neem uw vleesch terug en ga weg. |
Ma Ngo ye Ma Nsiesie, nde: Ka diambu ko.
Bu bele. Ma Ngo ue kala gana mpambu. Go muene mbisi iluta, bakidi, gondele, ue twadi ku bazitu. Bau, nde: Beto, bu tutele, lutwala mbisi yonso ka ifwa ko. Nde bonga mbisi aku uenda kuaku. |
Meester Luipaard nam zijn vleesch en ging tot op den kruisweg terug. |
Ma Ngo bongele mbisi andi, ue vutuka gana mpambu. |
*** |
*** |
Waar Meester Gazelle gegaan was, hij dacht verstand uit. Hij ging palmtakken afkappen, vlocht een dragerskorf, nam een kapmes, klom op een grooten boom en viel aan 't kappen, alzoo: Tè, tè, tèGa naar voetnoot(2). |
Ku kuyenda Ma Nsiesie, yinduele ngangu. Ue zenga ndala, gendi nteti, bongele kitansi, uele gana nti, bwidi mu kukonka, na: Tè, tè, tè. |
| |
| |
Waar hij keek, kwam Meester Reebok aan, alzoo: Wel, ach! Waarom doet gij u zooveel moeite aan, gij, Meester Gazelle? |
Ga katala, Ma Nsombi lweki, nde: Wo, a! Mu nki diambu ukigangila mpasi bo, nge, Ma Nsiesie? |
Meester Gazelle, alzoo: Ik, ziet gij het, mijn beste moeder (3), dezen boom wil ik omverkappen. |
Ma Nsiesie, nde: Mono, mueni kuaku ngw 'amo, wu nti sa ibwisa wau. |
Meester Reebok, alzoo: Dat is leugen! |
Ma Nsombi, nde: Luvunu luaku! |
Meester Gazelle, alzoo: Wel, gij, alhoewel gij de oudste zijt, kruip in dien dragerskorf en ik zal u dragen. |
Ma Nsiesie, nde: Nge, ukutu bu una kuaku mbuta, kota muna nteti wuna, sa ikunata. |
Meester Reebok, alzoo: Gij kunt mij niet dragen. |
Ma Nsombi, nde: K'ulendi kundata ko. |
Meester Gazelle, alzoo: Ik kan u. |
Ma Nsiesie, nde: Ndendele kuamo. |
Meester Reebok wilde niet meer redetwisten en hij kroop in den dragerskorf en hij lag er in neêr. Meester Gazelle ook nam slingerplanten en bond den dragerskorf vast. Meester Reebok, alzoo: Wel, Gij, Meester Gazelle, waarom bindt gij mij zoo sterk vast? |
Ma Nsombi mpi k'afinini mpaka ko, i yani kotele muna nteti bu kalele. Ma Nsiesie mpi bongele nsinga bu kakenge wâ nteti. Ma Nsombi, nde: Wo! Nge, Ma Nsiesie, mu nki diambu ukunkangila ngolo? |
Hij, alzoo: Heel zachtjes en zachtjes heb ik u vastgebonden, mijn moederGa naar voetnoot(1). |
Yani, nde: Malembe kuani nkenge, ngw' amo. |
En hij droeg den dragerskorf en hij ging en hij ging. |
Bu kanete wâ nteti, uele-uele. |
Meester Reebok, alzoo: Wel, waar is het dat gij mij draagt, Meester Gazelle? |
Ma Nsombi, nde: A, si kwe ko ukuntwala, nge Ma Nsiesie? |
Hij, alzoo: Als wij boven op den berg aankomen, dan laat ik u los. |
Yani, nde: Go tutudidi gana londi, buna nga ikuyambula. |
En zij gingen en gingen tot aan den kruisweg, waar Meester Luipaard op de wacht stond. Meester Luipaard stal dat dier, doodde het en ging het dragen naar de verwantschap. Zij, alzoo: Dat niet, omdat het dood is, dát. |
Bu bele-bele ye gana mpambu gena Ma Ngo. Ma Ngo ziotele yina mbisi, gondele, ue twadi kuna kizitu. Ban, nde: Ka yâ ko, mu diambu ifwa, yina. |
Meester Gazelle nam zijn dragerskorf en zijn kapmes, ging terug op zijn boom en viel aan 't kappen. |
Ma Nsiesie bongele nteti andi ye kitansi kiandi, ue vutuka gana nti, bwidi mu kukenda. |
| |
| |
Meester Luipaard ook ging op zijn plaats terug. En de tijd vervloog en de tijd vervloog. Als zij een dier gevat hadden, Meester Luipaard doodde het en zij gingen het dragen naar de verwantschap, die het dier niet wilden, omdat het dood was. |
Ma Ngo diaka ue vutuka gana kifulu kiandi. Bu bakese-bakese. Go babaka mbisi, Ma Ngo gondele, bu bakue twadi ku bazitu, ka batondele kuau mbisi zifwa ko. |
Meester Luipaard, toen hij dat zag, ging terug op den kruisweg; maar zijn reuk verspreidde zich op al de wegen en de dieren vluchten, zij vluchtten. |
Ma Ngo, bu kamuene buna, ue vutuka gana mpambu; ue kitula nsudi andi nzila yâ kulu; bambisi tina si batina. |
Meester Luipaard ging dan in een andere schuilplaats en hij ging zich verbergen. |
Ma Ngo uele fula dinkaka, ue swamina. |
|
*** |
*** |
|
Meester Gazelle, hij, hij viel aan 't kappen. Waar hij keek, zag hij Moeder Luipaardskat aankomen. Verwonderd vroeg zij, alzoo: Wel, gij, Meester Gazelle, waarom doet gij u zooveel moeite om niet aan? Dien boom kunt gij immers niet doen vallen. |
Ma Nsiesie bwidi mu kukenda. Ga katala, Ma Nzuzi lweke. Yitukidi, nde: Abu, nge, Ma Nsiesie, mu nki diambu ukigangila mpasi zimpamba? Wuna nti k'ulendi bwisa wo ko. |
Meester Gazelle, alzoo: Ik kán dien boom doen vallen. En gij zelf, als gij u in dien dragerskorf neêrlegt, ik kan u dragen. |
Ma Nsiesie, nde: Mono ndendele mbwisa wu nti. Nge kibeni, go kotele muna nteti wuna, ilendele kunata. |
Moeder Luipaardskat, alzoo: Gij kunt mij niet dragen. |
Ma Nzuzi, nde: K'ulendi kundata ko. |
Moeder Gazelle, alzoo: Ik kán u dragen. |
Ma Nsiesie, nde: Ndendele kuamo. |
Moeder Luipaardskat kroop in den dragerskorf. Meester Gazelle bond den dragerskorf vast, droeg hem en hij ging en ging. |
Ma Nzuzi kotele muna nteti. Ma Nsiesie kenge nteti, nete, uele-uele. |
Moeder Luipaardskat, alzoo: Eh, Moeder Gazelle, laat mij los, omdat mijn borst mij pijn doet. |
Ma Nzuzi, nde: E Ma Nsiesie, ngyambula kuamo, mu diambu ntulu amo mpasi imona. |
Maar Meester Gazelle hoorde hoegenaamd niet en hij ging en ging tot in het dorp van zijn verwantschap en hij ging het dier geven. Zij, zij deden den dragerskorf los. En zij zagen een levend dier, dat niet dood was. Zij namen hun dier aan en zij waren ver- |
Kansi Ma Nsiesie k'awidi kuandi ko, uele-uele yekuna gata di bazitu bandi, ue gana mbisi. Bau, bu bakutula nteti. Ga batala mbisi yimoya, ka yâ ka yifwe. Bu babonga mbisi au, kiese kingi si bamona. Bagondele ngulu tatu ye nkombo ziya ye nsusu vwa, |
| |
| |
heugd, vol vreugde. En zij doodden drie verkens, vier geiten en negen kiekens en maakten tien groote maniokbrooden gereed, om dit alles aan Meester Gazelle met zijn vrouw te overhandigen. |
ntaba kumi zi luku bafididi nkento Ma Nsiesie. |
Meester Gazelle nam zijn vrouw, groette zijn verwantschap met handgeklap en ging naar zijn dorp. |
Ma Nsiesie bakidi nkento andi, kúndidi bazitu bandi, uele kuandi kuna gata diandi. |
Waar Meester Luipaard gebleven was, doodde hij een dier, legde het in een dragerskorf en ging tot in het dorp der verwantschap. Zij, toen zij den dragerskorf losgemaakt hadden, zagen het dier, dat dood was. De verwanten, alzoo: |
Ku kusala Ma Ngo, gondele mbisi, sidi muna nteti, uele kuna gata di kizitu. Bau, ga bakutula nteti, ga batala mbisi, ifwa. Bazitu, nde: |
Neem uw dier terug, omdat het dood is. En daarbij Meester Gazelle heeft zijn vrouw genomen, omdat het dier, dat hij gebracht heeft, niet dood was. |
Bonga mbisi aku, mu diambu ifwa. Kumpi nkento andi Ma Nsiesie ubakidi, mu diambu mbisi andi katwese ka ifwa ko. |
Meester Luipaard, toen hij dat hoorde, bromde van gramschap en ging Meester Gazelle vervolgen. Maar Meester Gazelle ging een grot binnen met zijne vrouw. |
Ma Ngo, bu kawidi buna, ngansi si kafila, ue landi Ma Nsiesie. Kansi Ma Nsiesie ue kota muna tadi ye nkento andi. |
Meester Luipaard zocht en zocht naar Meester Gazelle: hij, hij was niet te zien. |
Ma Ngo ue sosi Ma Nsiesie: ka yani k' amoni. |
Alle dagen was hij daarom aan 't knarsetanden van woede en gramschap. |
Lumbu muna lumbu kikue niki nkanka. |
Meester Gazelle beval aan Moeder Rat, alzoo: Wel, ga, ga de zaken regelen waar Meester Luipaard is. |
Ma Nsiesie tumini Ma Nkumbi, nde: Nda, uenda, ue zonza mambu kuna Ma Ngo. |
Moeder Rat ging, regelde de zaken, alzoo: Gij, Meester Luipaard, Meester Gazelle heeft bevolen, alzoo: Indien gij wilt, zal hij u, oudeGa naar voetnoot(1), de vrouw opsturen. 't Is wel. |
Ma Nkumbi bu kele, zonzele mambu, nde: Nge, Ma Ngo, Ma Nsiesie bu katumini, nde: Go tondele, kafidisa nkento ku nge, mbuta. Ka diambu ko. |
Meester Luipaard hoorde dat geerne, alzoo: 't Is wel, vooruit, ga de vrouw halen en breng ze hier. |
Ma Ngo tondele bu buingi, nde: I buna kuandi, nda, ue baka nkento, luntwala kuku. |
| |
| |
Moeder Rat ging terug waar Meester Gazelle was en vertelde gelijk Meester Luipaard bevolen had. Meester Gazelle ook had het geerne, maar vermits hij veel verstand had, liet hij zijn vrouw in de grot. En hij, Meester Gazelle, nam het wezen aan van zijne vrouw. Hij ging met Moeder Rat tot in het dorp van Meester Luipaard. Moeder Rat, alzoo: Eh, beste Meester Luipaard, ziehier waarom ik gekomen ben; uw vrouw ben ik komen brengen. Meester Gazelle komt niet; hij is in zijn dorp gebleven. |
Ma Nkumbi ue vutuka kuna kuna Ma Nsiesie, tele bonso butumini Ma Ngo. Ma Nsiesie mpi tondele buau, kansi bu kena ye ngangu zandi, sisidi nkento andi kuna tadi. Yandi, Ma Nsiesie kibeni, ubakidi kina kifu ki nkento andi. Bele ye Ma Nkumbi kuna gata di Ma Ngo. Ma Nkumbi, nde: E, mbari Ma Ngo, di ngisidi; nkento yisi twadi. Ma Nsiesie k' akuisa kuandi ko; sidi kuandi kuna gata. |
Meester Luipaard had het geerne en hield een groot schoon feest. De geiten, de verkens, de kiekens en al de goederen gaf hij aan Meester Gazelle, die den schijn had van een vrouw. Heel zijn huis was ledig; daar bleef niets meer. |
Ma Ngo mpi tondele buna, tesese nkinsi unene, umpwena. Nkombo, ye ngulu ye nsusu ye mbongo zâ kulu widi gana ku Ma Nsiesie, una kifu bonso nkento. Nzo andi yâ kulu isidi nkatu; kani kima nkatu. |
Maar Kitêba, de slaaf van Meester Luipaard, slaaf, die veel verstand had, zegde, alzoo: Gij, vader, al uwe goederen geeft gij aan Meester Gazelle. |
Kansi Kiteba, muana u Ma Ngo, yandi muana bu kena ye ngangu, bu kasidi, nde: Nge, tata, yo widi gana bima biaku biâkulu, Na Nsiesie kuandi. |
Maar Meester Luipaard werd kwaad en hij bromde van gramschap en wilde zijn slaaf Kitêba verscheuren. Maar Kitêba weende en weende omdat al de goederen weg waren. |
Kansi Ma Ngo ngansi si kafila, zolele kagonda muan'andi Kiteba. Kansi Kiteba dila kaka si kadila mu diambu mbongo zâ kulu zisukidi. |
Moeder Rat vertrok met al de goederen van Meester Luipaard. |
Ma Nkumbi uele kuandi ye mbongo zâ kulu zi zikese ku Ma Ngo. |
|
*** |
*** |
|
De avond was gevallen, 't was donker geworden. De tijd om te slapen was gekomen. Meester Luipaard, alzoo: Kitêba, spreid de biezenmat open, ik slaap met mijn vrouw. |
Nkokila ibwidi, kuma kuyididi. Ntangu i leka bu ifwene. Ma Ngo, nde: Kiteba, yala kiandu, tuleka ye nkento tuleka kueto. |
Kitêba had de biezenmat opengespreid. Meester Luipaard, alzoo: Eh, mijn vrouw, kom, wij slapen. |
Kiteba yadidi kiandu. Ma Ngo, nde: E nkento amo, nza, uisa, tuleka kueto. |
| |
| |
De vrouw, alzoo: Ik wil niet, omdat uwe nagels te lang zijn. |
Nkento, nde: K'itondele kuamo ko, mu diambu nzala zaku zinda. |
En Meester Luipaard sneed zijn nagels af. |
Ma Ngo zengele nzala. |
Hij, alzoo: Kom nu, wij slapen. |
Yandi, nde: Nza, uisa diaka, tuleka. |
De vrouw, alzoo: Ik wil niet, omdat uwe tanden te lang zijn en uwe oogen te groot. |
Nkento, nde: Mbo kuamo, mu diambu meno maku manda ye meso maku ma manene. |
Meester Luipaard rukte zijn tanden en oogen uit. En hij stierf, omdat hij zoo verzot was en verblind door zijn liefde. |
Ma Ngo katuele meno ye meso. I yandi fwidi kuandi mu diambu di kizowa kiandi. |
En Meester Gazelle vluchtte weg en ging terug bij zijn vrouw. En hij ging al 't geld en 't goed van Meester Luipaard met Moeder Rat verdeelen. |
Ma Nsiesie lemukene kuandi, uele kuna kuna nkento andi. Be kabana nzimbu zi Ma Ngo ye Ma Nkumbi. |
Kitêba weenen, hij weende, alzoo: Gij, vader, de liefde heeft u verblind. |
Kiteba dila si kadila, nde: Nge, tata kizowa kingi kina yaku. |
Nu heb ik niets meer om u te begraven. |
K'ivwidi diaka mbongo ikuzikila ko. |
En Kitêba begroef zijn vader zonder één kleedingsstofGa naar voetnoot(1). |
Kiteba bu kazikidi tat'andi buna mpamba. |
Kinsodi.Ga naar voetnoot(2) |
Kinsodi. |
Ivo Struyf, S.J.
|
-
voetnoot(1)
- De prijs van een kongoleesch huwelijk wordt altijd bepaald door de bloedverwanten van de negerin.
-
voetnoot(1)
- 't Is een groote schande iemand zonder kleedingsstoffen te begraven.
-
voetnoot(2)
- Naam van het dorp, waar ik dit verhaal opgenomen heb.
|