Biekorf. Jaargang 20
(1909)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
De ‘Lex Salica’ en onze keuren
| |
[pagina 2]
| |
ze nu eens verdubbeld en dan niet. Was het toch eigenlijk al-od, dan zoude men voor het tweede lid od. zijnen toevlucht moeten nemen tot het frankisch oda, od, Ags. ead, dat wel is waar, schat goed bezit beteekent, doch slechts in zeer weinige woorden te vinden is zooals in odevare (schattenbrenger), jegenode? kleinoodGa naar voetnoot(1); terwijl het woord lod in zeer veel oude plaatsnamen - stukken land vooral - voorkomt tot in het midden der 13e eeuw, waar wij nog MorlodGa naar voetnoot(2) aantreffen. Wat de h aangaat die hier wegvalt, het zij hier genoeg te zeggen dat de Saalfranken in tal van woorden ze niet meer uitspraken noch schreven: zoo vindt men ant. voor hant (manus). In de keuren van Yp. Amb. leest men dikwijls: ant voor hand. De h in het Saalfrankisch vraagt een geheele studie. Met die studie zijn voor den oogenblik meer dan een taalkundige bezig. Wat nu onze keuren betreft, zij behelzen, niet alleenlijk gansch den Titel der Lex Salica, maar behandelen in 't lange en in 't breede, zoo volledig als het maar kan zijn, geheel de frankische wetgeving over het erven, deelen, halen, versterven enz. De Cost. van Veurne Casselrie, hebben meer dan vijftien hoofdstukken over die stof, en het Vrye van Brugge bezat van oudsher een Deelboek op zijn eigen, die in 1611 gewijzigd wierd en alsdan 81 artikelen bevatte! In dezen Titel der Lex Salica, komt het vermaard lid voor: Cod. I (5): De terra vero nulla in muliere hereditas non pertinebit, sed ad uirilem secum (sexum) qui fratres fuerint tota terra perteneunt. Cod. 6 § 5.: De terra uero salica in muliere nulla pertinet portio, sed quid fratres fuerint, et ad uirile sexu tota terra pertineat. Van daar zoogezeid: Le royaume de France ne tombe point en quenouille. | |
[pagina 3]
| |
Tit. LX. Cod. 1. De eum qui se de parentilla tollere uult. Het afzweren van maagschap vindt men slechts in weinig keuren. Cost. van Ardenburg. XIV. So wie of zweren wille zinen maech... Gantier heeft dezen titel ook gevonden. Tit. LXI. Col. 1. De charoena; - De charoenna - De Aroena - De Harouueno, etc. Cod. 10. Si quis alteri de manu aliquid per vim tulerit Cod. I. - Si quis alteri de manum sua(m) desuper alterum aliquit rapuerit... Deze titel handelende over den roof, is oftewel eene herhaling van een lid reeds besproken in een voorgaande hoofdstuk: de furtis (K. Vrijen Brug. De rapina) doch hier voor een bijzonder geval geldende; oftewel een hoofdstuk op zijn eigen: over het her-rooven van een gestolen of geleend goed. De glossen zijn zeer duister, en in de keuren is er tot nu toe geen speur van te vinden.
Tit. L, XI (I). De Compositione Homicidii. Een der belangrijkste titels der Lex Salica, handelende over een der oudste en merkweerdigste verordeningen der Germanen die bij onze Saalfranken langst is bijgebleven. Onze oude keuren sprekende over: den manslacht, over het deelen van soene van mansdode, en over al de rechtsgebruiken er mede in betrek en van oudsher tot het laatste der middeleeuwen alhier nog in zwang, geven meer inlichtingen dan geheel de oude wetgeving van Duitschland en Vrankrijk te zamen. Niet alleenlijk werpen zij een groot licht over het oude germaansche recht, over het verzoenen, de vrede, het werhgeld, en de geplogenheden der omstandigheden maar daarenboven zijn zij eene onschatbare bron voor den uitleg van een overgroot getal eigen en geslachtsnamen die aan die oude landgebruiken hun ontstaan te danken hebben. Ik durf er niet aan beginnen, 't ware om nooit te eindigen.
Tit. LXIII (1). De herburgium - erborgium, etc. Si quis alterum herburgium clamaverit, hoc est strioporcium (strioportium). | |
[pagina 4]
| |
Buiten twijfel is er hier spraak van ‘herberge’ 't is te zeggen: ‘van quader herberge te houden’, zooals de K. Yp. Ambacht en zooals die van de zale van Ypre het opgeven. Kervioburg, is de plaats waar men de lieden kerft, snijdt, bedriegt; fr. tailler: meer kerven geven in den kerf of kerfstok dan men mag. Strioportium is striepoort; in fr. vl. striopen = striepen = bedriegen = stroppen, dat eerst: het vel afstroopen, dan in den overdrachtelijken zin bedriegen beteekent, fr. écorcher. Striepen is heden nog in dien zin gebruikt in West-Vlaanderen. De glosse: faras, is: varende wijven te zeggen. - Kil. - Kern. - ook Gantier. Masca = masse, mosse, gemeen wijf. Kil. en tot heden bewaard.
Tit. LXV. (Col. I). De caballo... decotato - excortecato - excorticato - decorticato - extra consilium domini. Weinig Keuren spreken over de peerden in het bijzonder. In het algemeen verbieden zij doode dieren het vel af te stroopen - zulke dieren noemde men hier en daar: croengen, zooals in de K. Versch. Schoten. Nochtans zal dit verbod overal in Vlaanderen gekeurd zijn geweest, aangezien ten huidigen dage, de doode peerden en koeien door besmettelijke ziekten te kwist gegaan, nog ontgraven worden en gestolen voor.... hunne huid.
Tot hier hebben wij de oudste hoofdstukken der Lex Salica; van hier voort begint dus: de aanvoeg, waaronder wij eenige titels vinden die nochtans uit den eenen of den anderen ouden Malberg genomen werden en wel het bespreken weerd zijn, doch den algemeenen inhoud ervan hebben wij nu genoegzaam gezien. Deze studie is kortbondig, al is de stof uitweidend; nochtans reeds kan men oordeelen over het inwendig wezen der latijnsche Lex Salica: ze is een korte inhoud van bijzondere wetten uit verschillige Malbergen genomen. | |
[pagina 5]
| |
Zulken inhoud maken is het doel geweest der rechtsgeleerden die de Lex Salica hebben tot stand gebracht. Zij hebben met opgezetten wil eene algemeene wet gekeurd uit de bijzondere verordeningen van verschillige Saalfrankische gewesten. Dit was ook redelijk en voorzichtig, voor een volk, dat uit meer dan een afzonderlijken stam bestond. Thonissen is ook van dit gedacht; hij wederlegt het oordeel van Guizot, die de meening vooruitzet dat de Lex Salica eene verzameling is van wetten zonder eenig doel, schikking of ordeGa naar voetnoot(1). Het blijkt ook uit deze studie dat wij naar Duitschland niet moeten gaan om de zelfstandigheid en het wezen der Lex Salica te ontdekken, daar wij de kern dier wet met de uitbreiding ervan in de oude vlaamsche keuren terugvinden. Wat de geschiedenis aangaat, wij vinden in die wet het bewijs, dat de Saalfranken geen ruw, noch verachterd, doch integendeel een ontwikkeld en beschaafd volk waren; dat zij eene ernstige wetgeving hadden, en een welingericht bestier. Wil men nu het Saalfrankisch recht alleen bijeen brengen tot een geheel, al de Westvlaamsche keuren en wetten zal men te verzamelen hebben; wil men verder geheel het oud germaansch frankisch recht te gader brengen, dan zal men de keuren van geheel Nederland moeten vereenigen en onderzoeken, en ieder behandelde stoffe moeten volledigen. Het eene gelijk het andere ware een echt gedenkteeken dat niet alleen voor ons vaderland, maar ook nog voor al de germaanschsprekende gewesten, ja zelfs voor geheel westelijk Europa, in opzicht van geschiedenis en taalkunde, grootelijks zou te stade komen. Het is tijd, dat al de oude keurboeken uit hunnen schuilhoek komen, en uitgegeven worden. Doch hoe moeten zij uitgegeven worden? | |
[pagina 6]
| |
Niet meer als vroeger, met eene lange vergelijkende studie van andere wetboeken en keuren, met notas zonder einde of grond; enkel met hunnen tekst, en een korten uitleg over hunne herkomst, hunne oudheid, hun uitwendigen vorm, enz. Bijzonderlijk na het prachtig en uitgebreid werk van Gailliard over de keure van Hazebrouc, ware het overbodig ieder nieuwgevonden keure met vergelijkingen en glossaria uit te geven. Immers zou men aldus veel verloren werk doen en de uitgave van menige keuren merkelijk vertragen. Na het bezit van een woordenboek zooals Verwijs en Verdam, zou men alle vervelende woordenlijsten moeten daar laten en slechts de woorden aanteekenen die er niet in te vinden zijn. Dus hand aan 't werk geslegen! Op die wijze zal men gansch het frankische recht terug vinden en zijn innige betrekking met de algemeene L.S. doen uitschijnen als zijnde de wet van de Saalfranken. De Saalfranken! de roemvolle voorouders, van dit roemvol en eigenaardig volk, dat door gansch zijne geschiedenis tot heden, de hoedanigheden bewaart, die de groote onbekende dichter van de: prologus der Lex Salica, hem toekent: inclita; vermaard; auctore Deo condita: van God gesticht en verkozen, naar het lied van een zijner zonen: kent gij de streek van God verkoren?; fortis in arma: sterk ten oorloge, wiens heldendaden van Oost tot West, van Jerusalem en Constantinopel tot in al de streken van West-Europa door gansch de middeleeuwen bekend staan; firma in pace, welvarend in tijd van vrede en altijd ten strijde gereed op 't geluid der stormklok; profunda in Consilio: diep en vroed in het raadplegen: wiens zonen met de moeilijkste zendingen bij koningen en keizers belast wierden; Corporea nobilis, edel van leden; incolumna candore: van 't zuiver blankgeslacht; kent gij de streek van 't blonde Noorden? nobilitasque ejus forma mirabiliter aegregia, wiens talrijke edeldom wonderschoon is van leest en te prijken staat, de | |
[pagina 7]
| |
de wereld door, op de kunstpanneelen zijner grootscher meesters; wiens pracht de koninginnen benijdden, en wiens schoonheden voor een spreekwoord geboekt wierden: formosis Brugae puellis; audax: de mannen, stout en bout; velox: rap en klibber; gens aspera: hardbukkig volk, met goedheid te behandelen, en door geen geweld te winnen; catholica! doch katholiek, Rome verkleefd en den Paus; die nooit van Rome zijn afgeweken en om hunne getrouwigheid te toonen uren en uren ver gingen om eene roomsche mis te hooren; immunis ab herese: vrij van ketterie, tenzij, gelijk het onze groote geschiedschrijver zegt: een enkele maal, en dan nog, als zij wilden katholieker zijn dan de Paus zelve. Vivat, qui Francos diligit, Christus! Leve Christus, die de Franken, de Vlamingen, bemint! die nog de spreuk is, de innigste uitboezeming der Vlamingen, hun zielekreet, hunne ziel zelve, gelijk Kurth het zoo machtig vertolkt. Haec enim gens, quae sanctorum martyrum Corpora quae Romani, igne cremaverunt vel ferro truncarunt vel bestiis lacerandum projicerunt, super eos, aurum et lapides praetiosos adornaverunt: 't is immers, dit volk dat de lichamen der heilige martelaars, die de Romeinen verbrandden, of met het zwaard verminkten en door de wilde dieren deden verscheuren, met goud en met kostelijke edelgesteenten versierde; het volk bij wien de eeredienst der heiligen nog opperst ligt, en dat over eenige jaren nog de merkweerdigste praalschrijnen zijner heiligen en martelaren naar zijne hoofdstad, zijne heilige bedevaardstad in begeestering henenvoerde, daar zelve, waar de schoonste kunstrijve der gansche kristenheid met het dierbaarste overblijfsel, dit van den Heilige der heiligen, en den Martelaar der martelaren, bewaard wordt; dit volk, dat nog de oude zeden en gebruiken der Saalfranken naleeft - qui lege Salica vivunt - en nog die dierbare streek tusschen Leie en Zee - inter Ligerim et mare - bewoont: de West-Vlamingen.
J.V. | |
[pagina 8]
| |
Nawoord: 't Is wonder om na te gaan, hoe een schrijverGa naar voetnoot(1) omtrent duizend jaar na den opstel van den prologus der Lex Salica, de Vlamingen afschildert, even gelijk de toenmalige Franken er afgebeeld zijn: Corporea nobilis: La plupart sont parfaitement bien faits; incolumna candore: il se trouve une sérénité sur leur visage..... les femmes sont blanches; forma mirabiliter aegregia: ce sont les plus beaux hommes du monde; firma in pace: ils sçavent mieux gouverner qu'aucune nation de la terre; gens aspera: on ne gagne rien avec eux par la force, il faut les traiter avec douceur. |
|