| |
| |
| |
[Nummer 21]
| |
Plaatsnamen
Ideghem (Oostvl.).
A. 966: Idingehim, Fay., bl. 64, V. Lok. (ad a. 964): Idingehem, bl. 38.
A. 965: Idengim, Fay., bl. 80.
A. 988: Idinghem, V. Lok., bl. 58.
A. 1036: IJdenghem, V. Lok., bl. 82.
A. 1038: Idingehim, Fay., bl. 110, V. Lok., bl. 85.
A. 1040: Idinghem, V. Lok., bl. 86.
A. 1243: Idenghem, V. Lok., bl. 273; it. a. 1246, bl. 278, en a. 1281, bl. 405.
A. 1285: Ydenghem, V. Lok., bl. 433.
A. 1390: Ideghem, V. Lok., II, bl. 111.
Daarnevens komt de verkeerde lezing Hedenghem, in eene oorkonde uitgaande van het roomsche hof, ten jare 1183, V. Lok. I, bl. 190.
Hier hebben wij eene afleiding van de namen Idi, Ido, Ida, in samenstelling: Iduberga, Idoin, Idulf, enz., die
| |
| |
waarschijnlijk terecht in verband gebracht worden met oudnoordsch îdh = ‘studium, ijver’, îdenn = ‘assiduus, sedulus’.
| |
Landeghem (Oostvl.).
In 1281 Landenghem en Landeghem, V. Lok., bll. 400 en 399.
De germ. stam lando- = ‘land’, verschijnt in de namen Lando, Landa, enz., alsook in samenstelling, vooral in Landbertus, later Lambertus, bewaard in den geslachtsnaam Lambrecht.
| |
Landerghem, op Anseghem (Westvl.).
A. 1037: in Ottingehem villam cum ecclesia et silvula in Landringehem; in Ansoldingehem villam cum ecclesia.... V. Lok., bl. 84.
Naar uitwijs van den text, moet Landringehem op Ooteghem of in de omstreken gelegen zijn; wij mogen het bijgevolg wel vereenzelvigen met Landerghem, een gehucht van het naburige Anseghem.
Bij eenige plaatsnamen, vindt men voor den uitgang -ingahem eene raadselachtige r, zooals hier het geval is in Landerghem, vergeleken met Landeghem. Misschien mag dit op de volgende wijze verstaan worden:
Een Answaldingahem kan vervangen worden door Ansingahem, en wordt er inderdaad door vervangen. Zoo kan ook een Landingahem de plaats ingenomen hebben van een Landberhtingahem, of van een Landradingahem, of van een Landrikingahem: in al deze gevallen is het tweede lid van den ten gronde liggenden persoonsnaam weggelaten. Maar wanneer de ingaande medeklinker van den tweeden naamstam zonder bezwaar met den eersten stam kan verbonden worden, waarom zou dit niet geschieden? Nevens Fulkhard, Fulkrâd, Fulkrîk, enz. behoort een eenstammige naam Fulko; doch in Fay. vindt men ook Fulcro; deze is toch samengesmolten uit Fulk- + de ingaande r van namen als Fulkrâd, Fulkrîk? En
| |
| |
zoo verklaar ik mij dat uit plaatsnamen als Landrad-, Landrikingahem een vereenvoudigd Landringahem, instee van Landingahem zal ontsproten zijn.
| |
Leeuwerghem (Oostvl.).
A. 1192: Leuergem, V. Lok., bl. 200.
A. 1198: Lewrergem, id., bl. 207.
A. 1205: Leureghem, Leuregem, id., bl. 229.
A.A. 1232 en 1281: Lewerghem, id., blz. 263, 405.
Oudere vormen dan de onderhavige zouden misschien dezen duisteren naam kunnen ophelderen.
| |
Lovendeghem (Oostvl.).
Hier ook wil ik mij bepalen bij het opgeven der vormen die bij V. Lok. I geboekt staan, en die niets bijdragen tot verklaring van den naam.
A. 1111: Lovendeghem, bl. 117. - Uit Miraeus.
A. 1140: Loudengem, blz. 138, 139. - Twee oorspronkelijke stukken uitgaande van het bisdom van Doornik.
A.A. 1145, 1156: Loudenghem, blz. 141, 149.
A. 1163: Lovendeghem, bl. 164.
A. 1164: Lodengen, bl. 168.
A. 1186: Lovendenghem, bl. 194.
A. 1281: Lovendeghem, Lovendenghem, blz. 399, 405.
| |
Makeghem, op Schelderode en op S. Denys-Boucle (Oostvl.).
Onder Pepin van Herstal († 714): Machingahem, Handschr. A. Fay, bl. 49, V. Lok. bl. 6.
Machingim, handschr. B., Fay., bl. 48.
In dezen naam heeft ch, zooals dikwijls in die tijden, en gewoonlijk voor e en i, de weerde van k. Of er hier spraak is van Makeghem op Schelderode, of van Makeghem op S. Denys-Boucle, kan men uit den text niet gewaar worden.
Deze naam is in verband te brengen met de persoonsnamen Maco, Macco, Makki, angelsaks. Macca, bij Först., Machelinus bij Fay., die zelve kunnen verwant zijn met oudsaks. Mâki = ‘zweerd’. Waarschijnlijker nochtans is verwantschap aan te nemen met germ. mak- in maken,
| |
| |
gemak, makker, oudsaks. gimaco = ‘gezel, gelijke’, eng. make = ‘gezel, gade’.
| |
Maldeghem (Oostvl.).
Vóór 964: Madlingem, Fay., bl. 74, V. Lok. (circa 962) bl. 33. - Handschr. B. (11de eeuw).
A. 1261: Maldeghem, V. Lok., bl. 351.
Aa. 1275, 1281: Maldenghem, V. Lok., bll. 375, vlgg. en 410.
De eerste vorm is ter verklaring bijzonder wel gekomen. Madlingem brengt ons terug tot Math(a)hingahem, en daarin erkennen wij het zoo veelvuldig voorkomende naamdeel Mathal; b.v. bij Fay.: Mathalardus, Mathelboldus, Madhelbertus, Madhelricus, enz. Dit Mathal aanziet men geern als verwant met got. mathl = ‘verzamelplaats’, Mathljan = ‘spreken’. Andere aanknooping is wel mogelijk.
In Maldeghem, uit Madl-, hebben wij dezelfde omzetting van dl tot ld, als in naalde, uit oudnederl. nâthla, hd. nadel, eng. needle.
| |
Malderghem, op S. Denys-Boucle (Oostvl.).
A. 1281: in parochia de Boucle S. Dyonisii Malderghem, V. Lok., bl. 402.
Dit gehucht bestaat nog met denzelfden naam. Dezen zou ik verklaren op dezelfde wijze als Landerghem. Uit (Mathal-, Madal-), Malriking(a)hem, bij voorbeeld, kan Malringem, en daaruit Maldregem, Malderghem ontstaan zijn; deze laatste vormen met de gewone ontwikkeling van d tusschen l en r, zooals in zolder, kelder, polder, uit solre, kelre, polre.
| |
Meyghem (Oostvl.).
Meingem, Fay., bl. 128, uit het handschr. A (10de eeuw). Onmogelijk; deze vorm zal wel niet hooger opklimmen dan de 13de eeuw.
A. 969: Meingehem, Fay., bl. 81; V. Lok., bl. 43 drukt hier Meingeheim, doch ten onrechte; zijne bron,
| |
| |
V.d. Putte, Ann. abb. S. Petri, bl. 103, heeft Meingehem.
A. 1236: Meinenghem, V. Lok., bl. 265. - Deze vorm kan met de vorige niet in overeenkomst gebracht worden: ofwel is hier een andere naam in 't spel, ofwel moeten wij lezen Meienghem of iets dergelijks.
Deze naam kan moeilijk iets anders verbeelden dan een ouder *Magingahem, met den gewonen overgang van agi tot ei, die, zoo 't schijnt, reeds in de 9de eeuw ingetreden was. Z. Philol. Bijdr., Bijblad van 't Belf., 3de jaar (1894), bl. 22.
Mag- kan behooren bij got. magan = ‘mogen’, en is vertegenwoordigd in de namen Mago, Magbald, Magafrid, Magoald, enz. bij Först.
| |
Mooreghem (Oostvl.).
A. 966: Moringehem, Fay., bl. 65; V. Lok. (ad a. 964), bl. 40.
A. 965: Moringehim, Fay., bl. 78; V. Lok. (ad a. 964), bl. 38.
In beide texten wordt Mooreghem aangegeven als eene aanhoorigheid van Waelhem, een gehucht van Worteghem. Nu nog bestaat Mooreghem, ook Oud Mooreghem genoemd, als gehucht van Worteghem, en gelegen Noord-West van deze gemeente. De gemeente Mooreghem paalt aan Worteghem, al den Oostkant. Beide plaatsen zullen wel aan dezelfde omstandigheid hunnen naam te danken hebben, ofwel Oud Mooreghem zal zijnen naam geleend hebben aan de gemeente.
A. 1003: Moringehem, Fay., bl. 101; N. Lok., bl. 71.
A. 1036: Moringim, Moringem, Fay., bl. 110; V. Lok., bl. 85.
Hier hebben wij wel eenen stam Mauro- voor ons, die in de namen: Mauro, Moro, Morico, Maurilo, Maurbert, Morhard, Mauroald, enz. bij Först. te vinden is. Mogelijk is dat Mauro- zou ontleend zijn aan de Romeinen: deze noemden Mauri de inwoners van Mauritania, het Noord-Westelijk gedeelte van Afrika, en Maurus was bij hen reeds in gebruik als bijnaam.
Adzo
|
|