Biekorf. Jaargang 19(1908)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Priesterdood HIJ wou nu sterven gaan, Gods schenker van het leven Gelijk een eikentak, geknakt door windgegier. Nooit zal een zielenvlucht, bij 't blakend driftenvier, Nog in zijn lommerzwart om koelte komen zweven. Hij wou nu rusten gaan, als 't uitgespeeld klavier Ei! toch zoo 'n grootsch akkoord had zijne ziel doen beven Bij menschensmert en pijn en zondaars-hemelstreven Hij zou nu henen gaan, ver henen, ver van hier. Hij wendde 't hoofd nog eens, lijk om op 't perk te staren Waar hij als priester vocht, de zielen schaakte aan d'hel En nu ontredderd lag, lijk 't wrak op woeste baren. Toen spokkert nog zijn oog, als bliksemvier zoo hel. Hij vouwt zijn oogscheel toe, als d'avondbloem heur blâren Hij zou nu henengaan op Godes woord: ‘'t Was wel’. Vorige Volgende