| |
| |
Plaatsnamen
Bacceningahem.
Onder koning Lodewijk den Vrome en Einhard, abt van Sint-Preters, 814-840:
Handschr. A: in pago Tornacense in loco nuncupante prope fluvio Scalde et fluvio Larugge Bacceningahem, Fay., bl. 23, V. Lok., bl. 11.
Handschr. B: in loco nuncupante Bacceningim secus fluviolum Larugge, Fay., bl. 22, V. Lok., bl. 11.
Deze naam wordt in het vervolg niet meer aangetroffen. Fayen bemerkt op bl. 24, nota 1: ‘Piot, les pagi, p. 40, en fait Beekeningen, qui serait une dépendance d'Avelghem, inconnue d'ailleurs. C'est plutôt Bekkelinge, dépendance de Bachte-Maria-Leerne, près de Deynze; et le fluviolus Larugge porterait aujourd'hui le nom de Bekkelingebeek.’
Dit is geenszins waarschijnlijk.
De naam Baccinus in Bacceningahem is eene afleiding van Bacco, bij Först., ags. Bacca. Beteekenis onbekend.
| |
| |
| |
Baeyghem (Oostvl.).
A. 1034-58: Badingehem, V. Lok., bl. 80. Oorspr.
A. 1036: Badinghem, ib., bl. 82.
A. 1073: Badengem, Fay., bl. 119.
A. 1163: Badengem, Fay., bl. 167, V. Lok., bl. 158.
A. 1232: Badinghem, V. Lok., bl. 263.
In het tweede boekdeel van V. Lok. staat nog Badinghem, in de 14de eeuw, rond 1353 en in de 15de eeuw, bl. 6, 63, 148.
Hier hebben wij eene afleiding van den eigennaam Bado, waarnevens Baddo, ags. Badda; in samenstellingen bij Fay.: Badericus en Badaloga. Daartoe behoort ags. beadu, oudnoordsch bodh, beide uit germ. Bhadhwô = kamp, gevecht.
| |
Baeleghem (Oostvl.).
In 1281, Badelghem, V. Lok., bl. 398, 400. Dat brengt ons terug tot *Badilingahem, afgeleid uit Badilo, ags. Badela, een diminutief van het zooeven genoemde Bado.
| |
Betecom (Brab.).
A. 1002: Bettekem, Fay., bl. 100, V. Lok., bl. 71.
Deze naam kan teruggebracht worden tot Bitingahem, uit Bito, Bitto (Först.), van onbekenden oorsprong.
Het is moeilijk om gelooven dat ten jare 1002, de n der middelste lettergreep reeds zou verloren gegaan zijn; waarschijnlijker is het, dat zij alleenlijk door den schrijver of afschrijver, zooals meermalen gebeurt, is verwaarloosd geworden.
Er valt op te merken, dat in de oostelijke en noordelijke dialecten van het Nederlandsch, het overgewicht, aan den hoofdklemtoon gegeven, een spoediger en vollediger verval der minder beklemtoonde lettergrepen veroorzaakt. Van daar het vroeg wegvallen van a, het verscherpen van de in aanraking komende g en h tot k, en het later verbleeken van -em tot het kleurlooze -om, -um. - In 't Vlaamsch zou deze naam *Beteghem luiden.
| |
| |
| |
Boeseghem (Nord).
A. 982: Villam Busingim... sitam in pago Taruennico, Fay., bl. 90, V. Lok., bl. 53. - Handschr. der 11de eeuw.
A. 1037: Bussingehem, V. Lok., bl. 84. - Zekerlijk Boeseghem, en niet Boesinghe, zooals V. Lok. meent.
A. 1052: Busingim, Fay., bl. 116. - Handschrift der 11de eeuw.
A. 1052: Bosenghem, V. Lok., bl. 93.
AA. 1145 en 1186: Boesenghem, V. Lok., bll. 141, 195.
A. 1163: Bosengem, ib., bl. 162.
A. 1164: Bosengien, ib., bl. 168.
A. 1167: Bosingem, ib., bl. 175.
A. 1229: Bosingehem, ib., bl. 259.
A. 1234: Bozenghem, Fay., bl. 219.
AA. 1246, 1281: Bosenghem, V. Lok., bl. 278 en 399.
A. 1281: Boesenghem, ib., bl. 400.
A. 1517: Boeseghem, V. Lok., II, bl. 344.
Deze plaatsnaam, evenals Boesinghe in Westvlaanderen, is klaarblijkelijk afgeleid uit den veelvuldig voorkomenden persoonsnaam Bôso. De beteekenis van den naam Bôso is onbekend. Först. brengt hem in verband met hd. böse, ons boos, wat onmogelijk is, om reden dat böse, boos opklimmen tot baus-, niet bôs-.
| |
Busseghem, gehucht op Vlierzele (Oostvl.).
A. 1036: in pago Brabantie... terram in Erondeghem et in Bursinghem et terram in Ottringhem et terram in Flachem, V. Lok., bl. 82.
Geen twijfel dat het oude Bursinghem door het hedendaagsche Busseghem op Vlierzele vertegenwoordigd is, daar Vlierzele in de nabijheid ligt van Erondeghem, Otterghem en Vlekhem.
Over een te vermoeden persoonsnaam *Burso weet ik niets, dat tot opheldering dienen kan, in het midden te brengen.
Of er op Velsique, dat wat verder van de hooger genoemde dorpen verwijderd is, ook een Busseghem
| |
| |
gelegen is, is moeilijk om na te gaan. Ziehier wat mijne bronnen vermelden:
Aug. Jourdain: Dict. encycl. de géogr. hist... Bruxelles, 1868-69.
Bussegem, dép. Velsique-Ruddershove, Fl. Or.
Velsicque... Dép. Beusegem.
En Guiot, Frères: Nouveau dict. des communes... Bruxelles, 1883.
Busegen, dép. Velsique.
Bussegem, voir Busegen.
Velsicque-Ruddershove... Hameaux.. Busegem.
De oplossing van dit vraagstuk moet ik aan de kenners der streek overlaten.
Men vergelijke nog Brusseghem, arrond. Brussel.
| |
Butseghem, op Caster (Westvl.).
A. 996: Walehim cum suis appendiciis, id est Bucingehim... Fay., bl. 65, V. Lok. (ad ann. 964), bl. 38.
Bucingehim is dus eene afhankelijkheid van Waelhem, een gehucht van Worteghem (Oostvl.). Caster en Worteghem liggen tamelijk dicht bij elkander; daarom zal Butseghem wel hetzelfde zijn als Bucingehim.
Het naamdeel buc-, dat is buts- (of bôts-), dat ook in den persoonsnaam Bozardus (Chartes de Saint-Bertin) schijnt aanwezig te zijn, is mij voor alsnu onverklaarbaar.
| |
Caneghem (Westvl.).
A. 1206 en A. 1281: Canenghem, V. Lok., bl. 230, 401, 403.
Dit veronderstelt een ouder *Kaningahem, uit eenen mij anders onbekenden en duisteren persoonsnaam *Kano.
| |
Cooleghem, op Mariakerke, bij Gent.
Onder Koning Karel den Kale (840-77):
Handschr. A: in pago Curtrecinse, prope fluvia Legis, casa cum curtile et in agro qui vocatur Culingahem accra... Fay., bl. 35.
| |
| |
Handschr. B: in pago Curtracinse prope fluvium Legia casam cum curtili et in agro qui vocatur Culingim agrum... Ib., bl. 34.
Volgens Fayen ware er hier sprake van Coyghem (Westvl.), wat volstrekt onmogelijk is. Uit Culingahem, met korte u, kunnen wij alleenlijk Keuleghem of Koleghem, met zachtlange o, verwachten. Cooleghem, ook Kooleghem geschreven, veronderstelt wel is waar eene scherplange oo, maar wie weet of het woord, evenals in menige andere gevallen, niet slecht gespeld is? Is het zake nochtans dat men ter plaatse inderdaad eene scherplange oo spreekt, dan moet wel volksetymologie in het spel zijn.
Dezen name vinden wij nog bij Serrure, Cartulaire de Saint Bavon, onder den vorm Colengem in 1210 en 1220, bl. 82 en 111; alsook bij N. de Pauw, Nécrologe de l'église St-Jean (St-Bavon) à Gand, du XIIIe au XVIe siècle, onder den vorm Coeleghem, bl. 96 en 121.
Bij de Germanen bestaat de naam Colo, alsook de samenstellingen Colobert, Coloman, Ags. Colbeorht, Colman, Oudnoordsch Kolbeinn, Kolgrîmr, enz.
Niets hindert deze namen in verband te brengen met ons woord ‘kole, kool (brandstof)’, indien men als grondbeteekenis: branden, gloeien, aannemen mag, - eene veronderstelling waarvan de waarschijnlijkheid voor de hand ligt.
('t Vervolgt)
Adzo
|
|