Biekorf. Jaargang 19
(1908)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
[Nummer 15] | |
De ‘Lex Salica’ en onze keuren
| |
[pagina 226]
| |
Deze woorden zijn van groot belang voor den oorsprong der L.S.; zij bewijzen dat een oude wet bestond vóór de latijnsche L.S., eene wet die nog erkend wierd, aangezien zij wordt aangehaald. Die wet en kan niet anders zijn dan de gewestelijke zaalwetten of keuren. Die keuren hebben tot grondslag gediend der algemeene Lex Salica. Onze vlaamsche keuren zijn dus van frankischen oorsprong en hunne oudheid is niet te beperken op onze bekende geschiedenis, maar zij behoort tot de oorgeschiedenis der Westgermanen. Wat ook de geschiedenisschrijvers beweren, de keuren wierden in den beginne, niet gegeven door de vorsten, de graven en de beheerders 's lands, doch wierden in latere tijden aan hunne goedkeuring onderworpen, nog later wierden zij aan opkomende gemeenten geschonken. Deze nieuwe keuren wierden niet gemaakt, doch uitgezocht uit oude bestaande keuren; zij wierden gekeurd, en droegen dikwijls voor hoofding: Dit zijn de cueren ghecuert bi den scepenen, bi der wet enz., zooals de wetten van 't Ypersche ambacht uit 1415. Dat de wetten en keuren niet gemaakt wierden maar bestonden van in de grauwste oudheid, wordt nog bevestigd doordien dat in de voortijden die verordeningen nooit mochten veranderd worden, en slechts in de latere middeleeuwen van lieverlede wijzigingen ondergingen. Daarom ook noemde men ze wetten: eeuwiglijk te onderhouden. 2o/ Het is niet vast bewezen dat de latijnsche L.S. eene juiste vertaling is uit het frankisch, doch zonder twijfel is zij eene korte samenvatting van verschillende keuren en zaalwetten. De L.S. is dus geen nieuwe wet eerst in 't latijn opgesteld, dat staat vast; doch dat bewijst niet dat de latijnsche tekst geen vertaling zijn kan van woorde te woorde, van eene zaalwet in 't frankisch geschreven. Het is zelfs redelijk te denken dat eene frankische wet in 't saalfrankisch geschreven moet vóórbestaan hebben. | |
[pagina 227]
| |
De reden daarvan is dat het maar noodig was eenen latijnschen tekst te hebben na de verovering der franken op de romaanschsprekende gewesten die het Saalfrankisch niet machtig waren; en dat aan een anderen kant er hoofdstukken zijn in de latijnsche L.S. die eenen opstel verraden vóór die veroveringen gemaakt, zooals Tit... ‘De filtortis qui lege salica vivunt’, waarin als grenzen van het Frankische rijk, deze zonder de veroverde gewesten gegeven worden: tusschen de Leie en de zeeGa naar voetnoot(1). Dus mag men wel denken dat deze hoofdstukken genomen zijn uit eene zaalwet die bestond voor de veroveringen, en diensvolgens zou men mogen besluiten dat de latijnsche tekst op eenen vóórbestaanden frankischen tekst gevolgd heeft. Had men immers van eersten af een latijnschen tekst opgesteld uit verschillende zaalwetten die men keurde, men zou die titel als verouderd afgekeurd hebben of er de nieuwe grenzen bijgevoegd hebben. Doch dat is slechts eene gissing; men kon ook uit zekeren eerbied of genegenheid om alles te bewaren, dien titel uit de eene of de andere keure opgenomen hebben zonder hem te willen veranderen. 3o/ Dit ter zijde gelaten, is de L.S. wel een kort begrip van frankische keuren en zaalwetten? Is het tegenovergestelde niet mogelijk? Men zou kunnen zeggen indien onze vlaamsche keuren en inzonderheid onze westvlaamsche keuren vóór de latijnsche Lex Salica bestaan hebben die slechts een kort begrip er van voorstelt, dan mag de Lex Salica geene verklaring zijn onzer keuren, maar onze keuren zelve moeten als een volledig frankisch recht optreden en de bekrompene L.S. toelichten en aanvullen. Is dit zoo? Het is het onderzoeken wel weerd. | |
[pagina 228]
| |
Is de L.S. uit onze frankische keuren ontstaan, zij moet uiterlijk en innerlijk voor de behandelde stoffen gelijk aan deze keuren zijn. Zij moet daarenboven hier en daar in hare onvolledige stukken toegelicht worden door de meer uitweidende vlaamsche keuren; en er den uitleg harer glossen vinden. Vooreerst gesproken over hare uitwendige gelijkenis. De naam zelve: Lex Salica, is onze: zaalwet, wet van de zaleGa naar voetnoot(1). Wij hebben: de wetten van de zale van Ypre. In de verschillige codices der L.S. vinden wij voor het woord Salicus de volgende woorden: Salicus, zalicus, saligus, salecus, salegus, zalica, enz. (Zie Glossarial Index. Hessels Kern. bl. 663). Ongetwijfeld zullen de menigvuldige zalen van West- en Fransch Vlaanderen allen hunne zaalwet gehad hebben. In 962, zien wij Arnold, graaf van Vlaanderen, de Lex Salica als landwet inroepen: sed insuper cui nauseam inferre presumserit legis salice constrictus examine auri libras XX exolvatGa naar voetnoot(2). Talrijk zijn de zalen in West en Fransch Vlaanderen. Reeds in 630 tot 681, vindt men Fliteritsale, Fiessalis, Hrintsalis, Friessale, Wetersale, Hrintsale, nog een Wetersale, Basingasele, HrintseleGa naar voetnoot(3). In 867 HeingaseleGa naar voetnoot(4). In latere middeleeuwsche oorkonden: de zale van 't Vrije, de zale van Yper, de zale van Rijssel, de groote zale te Brugge, de zale te Oostkerke bij Brugge, de Wittezale te Ruddervoorde, de zale ter Beerst, Gruutersale te Langemarck, Ruytersale te Langemarck, Gruutersale te Oostvleteren, het Saelgoed te Moorslede, de Blauwezale te St. Kruis, de zale van St. Andries, het jaar 1669 | |
[pagina 229]
| |
genaamd 't Hof ter SaeleGa naar voetnoot(1), (vergelijkt het huidig Zaalhof te Yper) en menige andere. Sommige dier oude zalen zijn later groote leenhoven geworden en hebben hier en daar hunnen naam aan de gemeenten gegeven die onder hun gebied lagen. Zij zijn groot in getal in Fransch-Vlaanderen. Gelijk het KurthGa naar voetnoot(2) terecht opmerkt, niet de uitgang ‘hem’ maar wel de uitgang ‘zale, zeele’ is specifiek Saalfrankisch; hem is enkel algemeen frankisch. Het is niet onmogelijk dat de betwiste bewoording van Ammiarius Marcellinus ‘... eos videlicet (Francos) quos consuetudo solios appelavit,’ in dien zin moet uitgelegd worden: consuetudo = gewoonte = costume = wetGa naar voetnoot(3). De Saalfranken zouden dus naar hunne costumen of keuren, naar hunne zaalwet, die in hunne zalen afgekondigd wierd en ook toegepast, Saal-franken genoemd geweest zijn. Bij de Germanen immers droeg de wet dikwijls den naam der plaats waar zij wierd afgekondigd. De frankische ‘Lex Salica’ droeg nog den naam ‘Malleberg’ omdat zij op die plaats, waar ook niet zelden de zale op getimmerd was, aan het volk aldaar vergaderd, wierd voorgedragen. Brugge heeft nog zijne ‘Mallebergplaats’. Zulk een berg wierd nog hoop, cumulus, genaamd en daarom ook de wet. Wij hebben: ‘de statuten van den hoop van Hasebrouck’; ‘de hoop van Bergues en Cappellebrouck’ (Fr. Vl.). De keuren der vierscare van Brugge noemde men ‘Mons’Ga naar voetnoot(4). Bij de Visigothen, noemde de wet ‘fuero’ naar de plaats waar zij gehouden wierdGa naar voetnoot(5). De landelijke wetten noemden nog bij de Franken ‘eva’, | |
[pagina 230]
| |
‘ova’, ‘effa’, dat hof, cour beteekent; en de Lex Salica verzendt hier en daar naar zulke landgebruiken. Die hoven wierden later onze leenhoven, met het recht dat aldaar wierd uitgeoefend. Door gansch de middeleeuwen wierd in onze streek hier en daar nog zooals vroeger bij de Franken, volksvergadering gehouden bij het vernieuwen der wet en dat nog op den malberg bepaaldelijk aangeduid, ad montem, ad cumulum. Wij weten het door menige oorkonden, die er van gewag maken. Te Iseghem, te Boesinghe onder ander, kwamen er bij die gelegenheid twee tot drie duizend mannen bijeen uit al de omliggende gemeentenGa naar voetnoot(1). Doch dit zoude ons te ver brengen. Keeren wij weder tot onze Lex Salica en haar uitwendige. De Lex Salica wordt verdeeld in hoofdstukken en in leden op dezelfde wijze als de vlaamsche keuren. Ieder hoofdstuk begint met: de; in onze keuren: van. Een voorbeeld: de adframire: van land te halmen (Keuren. Yp. Amb.) Ieder lid der Lex Salica begint gemeenlijk aldus: si quis...., onze keuren geven: so wie. Sommige keeren heeft men: si vero; de vlaamsche: echter waert; echter so (Keure van Hasebrouc, l. 31-32.) Anders nog: si talis fuerit causa (Cod. 1. Tit. XLI); de keuren: echter waert so dat (keure Hasebr); ware het zake dat (Wet van Brucghe. 1304, l. I.) Verders: si quis homo (Cod. 4. T. XLI, 6); de keuren: wat mensche, wat manne (keure Vierscare v. Scoten)Ga naar voetnoot(2). Dit is voor 't begin van het lid; in het middendeel van 't lid vindt men dikwijls: Si quis..... et ei fuerit adprobatum, of: Cui fuerit adprobatum, of: et inventus fuerit. Onze keuren geven: ende daerin bevonden ware, ende daerin wettelike bevonden ware, ghehouden ware. | |
[pagina 231]
| |
(Keur. Yp. Ambacht. CXLVI et passim)Ga naar voetnoot(1); ende daerin sculdich, scoudich bevonden ware. (Hoop. Hasebrouck)Ga naar voetnoot(2); ende dat bekennet wordt. (Wet van Brucghe, 1304). Voor 't einde heeft ieder lid: sol. culp. ind. indicetur; in de keuren: up de boete van...; up de verbeurte van... Sommige keeren vindt men: Capitale et delatura, hetgeen Gantier meent gevonden te hebben in: principael ende wette costen, doch dit beteekent geheel iets anders. Capitale et delatura wordt schoon wedergevonden in de costumen van VeurneGa naar voetnoot(3): Capitalle ende Verloope; ook nog in het Poortberecht van ThorhoutGa naar voetnoot(4): met verloope van xii l. grooten vlaemsch over tcapitael. - It. over 't capitael ende 't verloop van dien nair rate van tijde. Ten slotte op het einde der Lex Salica heeft men een slag van rekentafel aangaande de onkosten van het recht. In eenige vlaamsche costumen en wetten vindt men ook dien tafel berekend volgens de toenmalige munten - onder ander in de keuren van Kortrijk en Rousselare. Uit deze uitwendige gelijkenis kan men reeds terecht besluiten dat het oude zaalrecht alhier bestaan heeft. Doch daaruit mag men niet volop vaststellen dat de latijnsche tekst naar den frankischen wierd geleest. Immers zou men nogmaals het tegenovergestelde kunnen vermoeden. Doch daartegen spreekt de Tit. XLVII (Cod. 6, 5): De Feltortis (alias Filtortis) qui lege Salica vivant. Leest: De Feltortis (eorum) qui lege Salica vivant. Dit beteekent: van de rechtbanken dergenen die leven onder de Lex Salica. Dus, als de latijnsche Lex Salica, gemaakt wierd, waren er reeds menschen die onder de zaalwet leefden. Het uitwendige der latijnsche Lex Salica spreekt ook tegen: immers, indien de latijnsche Lex Salica eerder | |
[pagina 232]
| |
bestaan had dan de Frankische, zoude men eerstens geen enkel frankisch woord in den latijnschen tekst mogen bespeuren dat in de vlaamsche keuren weder te vinden is. Nochtans zijn die woorden menigvuldig. Dit wordt nog bekrachtigd door de menigvuldige verzendingen der Lex Salica zelve naar de meer uitgebreide zaalwetten, en wel met die woorden: secundum legem salicam. Daarbij de glossen zijn een bewijs dat de Lex Salica, een kort begrip zijnde der frankische landwetten, moest aangevuld worden in zeer veel plaatsen, door enkele woorden die eenvoudiglijk verzenden naar den tekst van den ouden malberg of frankische zaalwet. Sommige taalgeleerden zijn dus in eene verkeerde meening, als ze denken dat die glossen vertalingen zijn van woorden die ernevens in den latijnschen tekst te vinden staan. En als zij in die woorden geene vertaling vinden, verklaren zij dan de glossen misschreven, en onverstaanbaar! Die zoogezegde glossen zijn te grooten deele, verouderde woorden, hier en daar in onze vlaamsche keuren weder te vinden, of zelfs nog in West-Vlaanderen tot heden ten dage toe onder het landvolk mondsgemeen. Later zullen wij er eenige voor den dag brengen. ('t Vervolgt) J.V. |
|