Biekorf. Jaargang 19
(1908)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
[Nummer 14] | |
De ‘Lex Salica’ en onze keurenHET oudste en tevens het merkweerdigste gedenkstuk dat de Franken onder opzicht van taalkunde en geschiedenis hebben nagelaten is ongetwijfd hunne ‘Lex Salica’, die naderhand tot grondslag gediend heeft voor het algemeen Recht van geheel West-Europa. Veel is er geschreven geweest over den oorsprong dier wet, over de taal waarin zij eerst wierd opgesteld, en over de zoogezegde glossen van den Malberg. In deze laatste jaren is er een nieuw licht over die zaak gekomen, te belangrijk om voor ons Vlamingen onbeschouwd te blijven, daar het niet weinig bijbrengt tot de kennis onzer oude taal, en meer dan een nevel uit onze oorgeschiedenis wegneemt. Het ontstaan der ‘Lex Salica’, haar uiterlijken en innerlijken aard, hare frankische woorden, haar rechtsgebied, haren uitstand met de oude keuren, hare toenmalige volgelingen die ze als hunne wet naleefden - qui Lege | |
[pagina 210]
| |
Salica vivuntGa naar voetnoot(1) -, dit alles moet men geen raadsel meer noemen, geene onoplosbare vraag die de geleerden teenemaal ontmoedigt. Men was eerst op den doolweg, nu heeft men de rechte baan gevonden; een breed veld ligt voor de studie van taalkunde en geschiedenis open. Deze ingewikkelde en veelzijdige studie, die breedvoerig behandeld, een lijvig boekdeel zoude beslaan, zullen wij in 't korte uit een doen. | |
I. Oorsprong.Meening der geschiedkundigen. Bijna alle vroegere schrijversGa naar voetnoot(2) dachten dat de ‘Lex Salica’ oorspronkelijk in het latijn wierd opgesteld in het begin der frankische regeering; onze keuren waren later uit die algemeene wet gesproten! Volgens die schrijvers waren de Franken een wild onbeschaafd volk, dat geen geschrevene taal, en dus geen geschrevene wetten bezat.... KernGa naar voetnoot(3) in zijne aanteekeningen over de ‘Lex Salica’ laat nochtans hooren dat hij er aan twijfelt, en schijnt te hellen naar een oorspronkelijk frankischen tekst, waarvan de latijnsche ‘Lex Salica’ eene vertaling zoude zijn, en de glossen van den malberg eene waarborg voor de degelijke vertaling en terzelver tijde eene toelichting voor de gebreken der vertaling. Deze gissing welke hij zelf stout vindt en ter zijde laat, nadert nochtans de waarheid. Kurth in zijn meesterlijk werk ‘Clovis’ uit ook het gedacht, dat eene frankische wet zoude voorbestaan hebben, wie weet, in runenstaven geschreven, doch brengt geene bewijzen aan de hand. Welk een belang nochtans voor de taalkundigen dit met zekerheid te kunnen bestatigen en te weten dat in de | |
[pagina 211]
| |
Lex Salica meer dan twee duizend frankische woorden te veroveren zijn, ouder dan al wat men tot heden toe in onze letterkunde bezit. Wat belang voor de geschiedkundigen, daardoor zelf de wetten en gebruiken der saalfranken als die der bijzonderste Germanen te kunnen navorschen, niet als ontleende wetten, maar als eigen wetten door hen alhier overgebracht; Gansch het leven, gansch de samenleving der oude Germanen wordt er in gekenschetst. Doch waar de bewijzen gevonden? Bij de taalkundigen? Sommige hielden de frankische woorden voor grieksch, en slachten den afschrijver van Cod. I, die op het einde van zijn werk zegt: sed nos propter prolixitatem voluminis uitandam, seu fastidio legentium... abstulimus hinc uerba grecorum... quod in ipso libro crebre conscribta inuenimus! Andere voor Keltisch, Noordsch of Saksisch, enz.; Jacob Grimm, hield alleen staan dat het oud-frankisch was. Al wel; maar wat beteekenen die frankische woordenGa naar voetnoot(1). Veel taalkundigen antwoorden met, Clement, Kern, en anderen: ze zijn slecht afgeschreven en daardoor meestendeels onverstaanbaar! Kunnen wij er niet landen met de geschiedenis? Eerst zoeken waar de Saalfranken hen neergezet hebben en dan de oudste wetten van die streek vergelijken met de oude ‘Lex Salica’; de oude woorden er van vergelijken met de ‘glossen’? Het gedacht is goed. Doch waar moeten wij de echte landstreek der Saalfranken opzoeken? De geschiedkundigen maken geen onderscheid genoeg tusschen de Saalfranken en de latere aangekomen Franken in 't algemeen. Kurth zelve uit de meening dat zij allen onder den naam van ‘Franken’ bekend stonden, en dat | |
[pagina 212]
| |
er van de vijfde eeuw reeds geen gewag meer gemaakt wierd van de Saalfranken in 't bijzonderGa naar voetnoot(1). De zaak alzoo beschouwd, moet men de Franken en hunne wetten zoeken door gansch Belgenland, een groot deel van Holland en een deel van Vrankrijk!!! Anders te werk gegaan. Eerst de oude woonplaats der Saalfranken gezocht vóór hunne komst in onze streken. De Saalfranken bewoonden het oude ‘Salland’Ga naar voetnoot(2), eene streek nagenoeg zoo groot als West- en Fransch Vlaanderen. De Noord Saalfranken waren vooreerst zeelieden en kustbewoners, zij paalden ten Noorden aan de Friesen, met wien zij best te vergelijken waren, onder opzicht van ras, van taal, van zeden en wetten. Dit mag men vooral uit het oog niet verliezen. Wat bezuiden waren zij landbouwers, die uitgestrekte weiden bezaten, en het vooral hielden op den veekweek. De Zuidsaalfranken bewoonden eene streek die wat meer met bosschen overdekt was, dus eene houtlandstreek. Schier allen waren landbouwers. De Saalfranken waren de beschaafdste onder de Franken, zij hadden eenen edeldom die uitgestrekte landerijen bezat en op ‘Salen’ woonde, ook hoven. Zij hadden hunne eigene wet ‘de Saalwet’ lex Salica, lex zalica, ook zalega - zie Salicus bij Kern. bl. 663. - Ammianus MarcellinusGa naar voetnoot(3) noemt de Saalfranken: primos omnium Francos. - Zij maakten den edeldom der Franken uit. De Zuidsaalfranken zijn naar onze streken afgezakt verdreven door de SaksenGa naar voetnoot(4). Wij vinden ze in 358 in Taxandria, vanwaar zij langs Schelde en Leie naar West-Vlaanderen afkomen, waar de Noordsaalfranken reeds | |
[pagina 213]
| |
voordien langs de zee aangekomen waren en hen verspreid hadden in de kom van de Swene en den Yser. Het Noorden van West-Vlaanderen en Fransch-Vlaanderen is Noord-Saalfrankisch, zoowel van ras als van taal. De Noord-Saalfranken, de oude gehuren der Friesen, verkozen dus de zeekust, de polders en de uitgestrekte weilanden, dus een land dat weinig van aard verschilde met dit welke zij hadden moeten ruimen. Dit geldt als regel in alle volksverhuizingen. Daarom wierden de bewoners der zeekust en over het algemeen van het Noorden van Vlaanderen eertijds Friesen genoemd; daarom tot heden ten dage toe dragen zij nog dit kenmerk onder opzicht van ras en taal. De vaste woonplaats der Saalfranken zou dan in West- en Fransch-Vlaanderen zijn, hetgeen wel overeenstemt met de gegevens der oorbronnen onzer geschiedenisGa naar voetnoot(1). ProkopiosGa naar voetnoot(2) plaatst de Franken die van over den Rhijn alhier gekomen waren in de streek rechts van de Aremorici, tot in Zeeland; dus het huidig Fransch-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Zeeland. Eutropius over Carausius IX, 13, zegt dat deze bevelhebber de kusten moest bevredigen der Armorici en der Belgen overrompeld door de Saksen die, gelijk wij weten uit andere bronnen, de kust bij Boonen bestormden, en door de Franken die van daar tot aan de monding der Schelde het land innamen. Nog klaarder wordt ons de vaste woonplaats der eerste Franken aangeduid bij den schrijver der Panegyr. lat.Ga naar voetnoot(3) waar de scheldemondingen genaamd worden - quam obliquis mentibus scaldis interfluit - als liggende in het land waar de eerste Franken onder Carausius zijn binnengedrongen. Nog klaarder, over Carausius schrijvende: qui tamen procurator constitutus erat provinciae quae est juxta | |
[pagina 214]
| |
oceanum, ubi Franci jam secundo a suis sedibus expulsi juxta Gallorum et Saxonum confinia consederuntGa naar voetnoot(1), - bij Surius. Vit. Sanct. Col. Agr. V.- Dit komt nog wel overeen met de aanwijzing der Lex Salica die voor palen van het Saalfrankisch gebied, vóór de veroveringen in Gallie, de streek aanduidt tusschen Leie en zee. Deze tekst door vele schrijvers die slechts een Codex der Lex Salica gezien hadden, misverstaan, behoort op zijn eigen verhandeld te worden. Van een anderen kant is het onmogelijk dat: inter Ligerius, inter Ligare, inter Leigere, etc, tusschen de Loire en zee, zouden beteekenen. Immers strijdt het met de regels der volksverhuizing, dat de Saalfranken, een volk dat schier uitsluitelijk uit zeelieden en landbouwers bestond naar de Loiregouw zoude overgestoken hebben, om aldaar in eene streek die met hunne doening niet overeenstemde een landgebied te bewonen dat ongelooflijk meerder is dan het kleine Salland waaruit zij verdreven wierden! en dat daarbij meer dan 350 kilometers afgelegen is van de derde afpaling in de Lex Salica aangewezen: Carbonariaus: de koolstreek, het Henegouwsche! Wat meer is de koolstreek, de Leie en de zee, zijn nu nog, al den zuidwestkant de grenslijn van het dietschsprekende land, de Walen (de wala leodi der L.S.) van de Vlamingen scheidende. Dit daargesteld, onderzoeken wij nu onze oudste Westvlaamsche keuren, onze zaalwetten, onze wetten en keuren der oude vierscharen - liever dan de latere keuren der steden -. Wij vinden er vooreerst geheel de Lex Salica weder; daarbij de uitbreiding der frankische wet, met al de glossen die in de hoofdstukken tot nu bewaard en gevonden, kunnen te voorschijn komen. De Lex Salica komt terstond voor als ‘een kort begrip’ | |
[pagina 215]
| |
onzer keuren. Zij wordt er op veel plaatsen volledig door uitgelegd. Dus eene frankische wet in frankische taal geschreven heeft voorbestaan; deze wet blijft voortleven in de oude vlaamsche keurenGa naar voetnoot(1). ('t Vervolgt) J.V. |
|